uitgeprobeerd is zonder dat daar financiën mee gemoeid geweest zijn, wint
aan prioriteit. Het is ook minder riskant, omdat men een duidelijker beeld
heeft, hoe een en ander functioneert of functioneren kan. In de nota van
aanbieding bij de begroting 1977 werd positief gesproken over de beroepskracht.
De raad moet dit nu hard maken. De raad moet laten zien wat het hem waard is.
De J.A.R.-functionaris is medio arpil 1976 aangesteld met een onduidelijke functie
omschrijving. Dit kon moeilijk anders: hij was immers de eerste.
Nu is hij ingewerkt. Dat heeft een aantal voordelen: hij heeft een beter inzicht in
de mogelijkheden; hij weet beter, waar en bij wie hij moet beginnen; hij krijgt
routine in jaarlijks terugkerende activiteiten; hij krijgt meer mogelijkheden om
de verenigingen behulpzaam te zijn. Het zou jammer zijn om dit experiment te staken.
Het particulier initiatief is voor ons dorp van wezenlijk belang. Toch zijn er meer
mogelijkheden dan alleen via het particuliere initiatief. De beroepskracht moet
stimulerend werken op het particuliere initiatief. Er zou gewerkt moeten worden aan
nieuwe werkvormen, nieuwe voorzieningen, nieuwe structuren. Tenslotte plaatst
spreker de navolgende kritische kanttekeningen: de functie zou uitgebreid moeten
worden, bijv. ook voor ouderen en de oudsten; de werkbegeleiding zou breder van opzet
moeten zijn. Vond begeleiding tot nu toe plaats via de voorzitter van de J.A.R.
wellicht zou er een functionaris van de gemeente en daarenboven misschien nog een
neutrale persoon aan toegevoegd kunnen worden.
Een duidelijker functieomschrijving en een meer gerichte opdracht zou er moeten
komen alsmede een regelmatige verslaglegging aan hem, die financieel verantwoordelijk
is. Concluderend is zijn fractie van mening, dat tot 1 januari de beroepskracht
full-time zou moeten kunnen blijven functioneren. Binnen die termijn moet er een
terzake neutrale en deskundige commissie benoemd worden, die een studie moet ver
richten ter beantwoording van de vraag, hoe deze functie kan worden ingepast binnen
de te stellen prioriteiten te weten: jeugd, maatschappelijk werk en bejaardenzorg.
Zulks omdat de aan de orde zijnde problematiek als uiterst complex wordt ervaren.
Om tot een verantwoorde besluitvorming te komen zou zijn fractie zich graag
-uiteraard vrijblijvend- geadviseerd willen zien door voornoemde commissie.
De voorzitter merkt op, dat een commissie als door de heer van Beek wordt genoemd,
die dan prioriteiten zou moeten stellen, in het gemeentelijk bestel de raad is.
Raadslid Schreinemachers betoogt, dat hij in het verleden reeds meermalen heeft
betoogd, dat bepaalde manieren van functioneren van de culturele werker goed waren.
Met de heer van Beek is hij van mening, dat, indien definitief tot subsidiëring
wordt overgegaan, een professioneler benadering en een strakkere begeleiding voorop
moeten staan. Voor het overige sluit hij zich aan bij het betoog van raadslid van
Beek.
Wethouder Oomen zegt het verheugend te vinden, in de betogen van de raadsleden
een min of meer regelmatige lijn te kunnen onderkennen. Raadslid Braat heeft