Het onderzoek.
Artikel 6.
1) Door de maatschappelijk werker wordt naar aanleiding van
een ontvangen beroepschrift een onderzoek ingesteld
overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4 tot en met
10 van het besluit.
2) Nadat de maatschappelijk werker het onderzoek heeft verricht
bespreekt hij de resultaten hiervan met de arts.
3) Indien de arts daartoe aanleiding ziet, raadpleegt hij de
huisarts van de bejaarde en eventueel andere hem behandelende
artsen of stelt hij zonodig zelf een onderzoek in naar de
toestand van de bejaarde.
4) Indien de maatschappelijk werker en/of arts dit op psycho
sociale en/of medische gronden noodzakelijk achten, wordt
een nader onderzoek ingesteld door ter zake deskundigen.
Het samenstellen van het advies.
Artikel 7.
1) Op grond en met vermelding van de resultaten van de onder
zoekingen als bedoeld in artikel 6, stellen de maatschappelijk
werker en de arts een advies op ten behoeve van de door
Burgemeester en Wethouders op het beroepschrift te nemen
beslissing. In het advies schenken zij aandacht aan de
criteria, genoemd in artikel 14, eerste en tweede lid, van het
besluit. Het advies wordt zowel door de maatschappelijk werker
als door de arts ondertekend.
2) De maatschappelijk werker en de arts zenden het in het vorig
lid bedoelde advies binnen vijf weken na de datum van ontvangs
als bedoeld in artikel 4, eerste lid, toe aan Burgemeester en
Wethouders
3) Op verzoek van de maatschappelijk werker kunnen Burgemeester
en Wethouders de in het tweede lid genoemde termijn eenmaal
met ten hoogste vier weken verlengen.
Van deze verlenging wordt kennis gegeven aan de maatschappe
lijk werker die hiervan vervolgens de arts in kennis stelt.
De verzending van het advies.
Artikel 8.
1) Burgemeester en Wethouders zenden het door de maatschappelijk
werker en de arts uitgebrachte advies als bedoeld in artikel
7, eerste lid, in afschrift toe aan de indiener van het
beroep en aan de commissie.