10
Wethouder Gerits zegt, dat de heer van Beek hierin gelijk heeft, ofschoon in de
subsidievoorwaarden niet de bepaling is öpgencmen, dat rijwielpaden aan beide
zijden van de weg iroeten worden aangelegd.
Raadslid van Beek houdt staande, dat het college zich niet voldoende heeft laten
voorlichten.
Wethouder Gerits zegt met betrekking tot de rioolput aan het eind van de Valken
straat, dat het college een plan heeft doen ontwerpen voor de riolering van de
Valkenstraat.
De secretarie bestudeert thans de financiële consequenties. Een aantal bewoners
heeft zelf al betrekkelijk kostbare voorzieningen aangebracht. Daarenboven zijn een
aantal panden oo meer dan veertig meter van de straat af gelegen. De aansluitii?1*
van deze panden kan niet afgedwongen worden.
Er zal nu afgewogen moeten worden, wat het zwaarst is. Het college denkt aan de
invoering van een baatbelasting.
De consequenties daarvan behoeven echter nog uitgebreide studie.
Wethouder Oomen zegt in zijn antwoord aan raadslid Joosen, dat er in de raadsver
gadering van september van verschillende zijden op is gewezen, dat bij subsidiëring
het opbouwwerk op een deugdelijke manier begeleid zou moeten worden en dat er een uit
gebreid onderzoek zou moeten koten naar de inhoud van en de behoefte aan dit soort
werk. Het colleqe heeft deze opmerkingen ter harte genoten. De heer Joosen klaagt
over de berichtgeving in "Allerlei".
Dergelijke klachten horen bij de redactie van "Allerlei" thuis en niet bij het
college van burgemeester en wethouders.
De voorzitter merkt op, dat de subsidiëring van het opbouwwerk in de vorige verga
dering aan de orde is geweest. Daarbij ging het niet cm de functionaris. De raad was
unaniem van mening, dat dit werk gesubsidiëerd behoorde te worden.
Wethouder Oomen constateert, dat het betoog van de heer Joosen er in hoofdzaak op
neer kant, dat de huidige opbouwwerker niet capabel en ook niet acceptabel is.
Spreker vindt het verstandig, dat de heer Joosen besluit met te zeggen, dat hij
liever niet "de gehele put wil opengooien"Het lijkt ook spreker beter, dat over de
persoon verder niet in het openbaar gesproken wordt.
De voorzitter zegt, dat op de subsidiering van het opbouwwerk voor 1978 en volgende
jaren in de novembervergadering zal worden teruggekomen. Het betoog van de heer
Joosen kan bij deze gelegenheid voor kennisgeving worden aangenomen. De gehele
aangelegenheid kcmt immers in november opnieuw ter behandeling.
Raadslid Joosen betoogt, dat er in "Allerlei" is te lezen, dat de raad unaniem
zijn waardering heeft uitgesproken voor hetgeen er door de opbouwwerker is verricht.
Dat is benaald onjuist.
De voorzitter beaamt dit. De raad heeft zich unaniem uitgesnroken voor het opbouw
werk en niet voor de opbouwwerker.
Raadslid Joosen zegt dat de lezers van "Allerlei" in verwarring worden gebracht.