Op de plankaart van het plandeel "Hoeveneind" deel uitmakend van het
bestemmingsplan "Buitengebied 1974" komt de volgende onnauwkeurigheid
voor.
In het bewuste bouwvlak met de bestemming "woning" komt op die kaart
geen bebouwing voor, terwijl het juist de bedoeling van het bestemmings
plan is slechts de bestaande woningen te legaliseren.
Op het daarnaast gelegen perceelsgedeelte met de bestemming "agrarisch
gebied zonder bebouwing" komt wèl bebouwing voor, die op de kaart ten
onrechte niet is aangegeven.
Voor het gebied waarin het bewuste perceel ligt geldt sinds 1972 een
voorbereidingsbesluit. Dit houdt in dat op grond van artikel 50 lid 2 van
de Woningwet ons college de beslissing moet aanhouden indien er geen
grond is om de vergunning te weigeren.
Het bouwplan levert echter strijd op met het geldend plan (Landelijk
Gebied 1966), zodat er een weigeringsgrond aanwezig is.
Bij artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening jo artikel 50, lid 8,
van de Woningwet is ons college de bevoegdheid gegeven om op een bestemmings
plan, i.e. het bestemmingsplan "Buitengebied 1974", te anticiperen en toch
bouwvergunning te verlenen onder de beperkende bepaling overigens, dat van
Gedeputeerde Staten vooraf de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het
verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.
Van deze bevoegdheid kunnen wij geen gebruik maken omdat, zoals reeds hiervoor
is vermeld, op de kaart van het plandeel "Hoeveneind" een onnauwkeurigheid
voorkomt en paragraaf 28 van de bestemmingsbepalingen behorende bij het
bestemmingsplan "Buitengebied 1974" ons uitdrukkelijk de bevoegdheid geeft
om o.a. in de plaats en richting van de begrenzingen der bestemmingen
geringe wijzigingen aan te brengen, wanneer dit door afwijkingen of onnauw
keurigheden in de kaarten noodzakelijk of nuttig is en voor zover daarbij
geen belangen van derden worden geschaad. Van de bevoegdheid, ons bij para
graaf 28 gegeven, dienen wij gebruik te maken en wij hebben dan ook een
wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied 1974" in voorbereiding
genomen.
Bij brief van 9 november 1977, ontvangen ter secretarie op 11 november d.a.v.
heeft mevrouw Luijkx-van Hooijdonk voorziening gevraagd aan Uw Raad.
Dit bezwaarschrift werd binnen de in artikel 51 van de Woningwet bepaalde
termijn ontvangen, zodat reclamante ontvankelijk is in haar beroep.