14 niet over het aanwijzen van een perceel grond voor de vestiging van een dierenkliniek aan het Moleneind. Het argument, dat het perceel aan het Moleneind maar zo'n 150 meter verder ligt dan het alternatief, is ruimtelijk gezien geen argument. De voorzitter stelt dat de elementen van de argumenten volledig in het pre-advies te vinden zijn. Hij begrijpt raadslid Braat niet waar deze pleit voor aanhouding. Het is immers niet te verwachten, dat er enig nieuw argument in deze discussie naar voren kan komen Het is een logische zaak dat het alternatief vaag is aangeduid, want het is bij het college geboren op suggestie van de stedebouwkundigeHet is niet in finesses besproken met betrokkene omdat deze er eigenlijk niet over wilde praten. Hij is het met raadslid Schreinemachers eens dat het buitengebied zeer goed bewaard moet worden. De raad zelf heeft overigens een uitspraak in die geest gedaan. Het is uitdrukkelijk zo, dat de mensen die het landschap hebben gemaakt, op dit moment geen kans krijgen zich als particulier in het buitengebied te vestigen. Tot raadslid F. van Beek zegt de voorzitter dat t.a.v. de vestiging van dierenklinieken de provincie letterlijk zegt: "Tot op heden hebben wij de nieuwe vestiging van dierenklinieken voor groot vee in het buitengebied niet toegestaan. De reden daarvoor is dat wij een dergelijke vee-artsen praktijk niet als een agrarisch bedrijf beschouwen, terwijl er veelal evenmin andere redenen, bijv. stank, hinder of grootte van de benodigde bedrijfsruimten, zijn om de vestiging ervan in het buitengebied te rechtvaardigen" Dit beleid blijft van kracht. Raadslid F. van Beek vraagt of er gesproken wordt over de vestiging van een dieren artsenpraktijk of een dierenkliniek. De voorzitter antwoordt dat het gaat over dierenklinieken. Raadslid F. van Beek zegt dat de voorzitter in zijn betoog gesproken heeft over een dierenartsenpraktijk De voorzitter wijst vervolgens op hoofdstuk 3 van de provinciale Nota Inrichting Buiten gebied, waarin o.m. staat: "Indien in de kern geen geschikte vestigingsplaats voor een vee-artsenpraktijk aanwezig is, dan kan een vestigingsplaats aan de rand van de kom in aanmerking komen." Het is de stellige overtuiging van het college, gesteund door het merendeel van de commissie planologische maatregelen, dat er aan de rand van de kom in het bestemmings plan Kerkeind een redelijk alternatief ligt. De stellingname vanhet college is, dat wanneer aan het Moleneind verdergaande bebouwing wordt toegelaten - en wat de één wordt toegestaan mag de ander niet worden onthouden - daardoor een dichtslibbing van de be bouwing aan het Moleneind ontstaat. Het college ziet niet in waarom, zoals raadslid F. van Beek het stelde, een selectieve procedure toegepast zou moeten worden. Rechten, die aan de één gegeven worden mogen aan de ander niet onthouden worden. Als er een kernrandgebied aangewezen wordt, dan dienen al degenen toegelaten te worden die vinden dat zij zich in dat gebied zouden moeten kunnen vestigen. Er moet gelijke rechtsbedeling worden toegepast.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 78