3. Indien met betrekking tot een onroerend goed, waarvan de heffingsgrondslag op
de voet van het eerste of tweede lid is vastgesteld, op enig tijdstip voor de aan
vang van een belastingjaar van het vijfjarig tijdvak of gedeelte daarvan waarvoor
die heffingsgrondslag toepassing zou moeten blijven vinden, de waarde in het econo
misch verkeer, waarop die heffingsgrondslag is vastgesteld, wijziging ondergaat als
gevolg van hetzij bouw, daaronder begrepen verbouwing of afbraak, hetzij verandering
van bestemming, dan wel als gevolg van soortgelijke omstandigheden, wordt de
heffingsgrondslag opnieuw vastgesteld. De nieuwe heffingsgrondslag wordt vastgesteld
op de veronderstelde waarde in het economisch verkeer, welke in aanmerking zou zijn
genomen, indien die wijzigingen beslag hadden gekregen op de peildatum, die aan dat
vijfjarige tijdvak direct voorafgaat. Alsdan treedt die opnieuw vastgestelde
heffingsgrondslag in de plaats van die, welke op de voet van het eerste of tweede lid
laatstelijk is vastgesteld en vindt voor het eerste toepassing voor het belastingjaar,
volgende op dat waarin die wijziging van de waarde in het economisch verkeer is
ingetreden"
Artikel 3..
Artikel 6 van de Verordening "onroerend-goedbelastingen" wordt als volgt gelezen:
1. Voor elke volle 3.000,van de heffingsgrondslag bedraagt de belasting bedoeld:
a. in artikel 1, le lid, letter A 2,60
b. in artikel 1, le lid, letter B - 3,25.
2. Belastingaanslagen van minder dan 10,worden niet opgelegd.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1978.
Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van de Raad der gemeente
Teteringen van 4 april 1978.
De Raad voornoemd,