De voorzitter is het eens met raadslid Joosen dat er een besluit genomen moet
worden. De stellingname van het college is volkaren duidelijk: er zijn alter
natieve mogelijkheden en die moeten nader onderzocht worden.
Tegen raadslid de Jong zegt spreker dat een belangrijk deel van wat de heer Maas
nodig heeft onbebouwd zal blijven en dus rustig in het buitengebied kan blijven
liggen. Deze 5000 m worden ter beschikking gesteld ten behoeve van het uitoefe
nen van een functie in het dorp, te weten een dierenkliniek, waarvan ook het college
van mening is dat de aanwezigheid daarvan voor de gemeente belangrijk is.
Raadslid Braat zegt zorgen te hebben over het feit dat, indien gebeurt wat er wordt
voorgesteld, de raad dan geen inspraak meer heeft in een eventuele beslissing over
het kernrandgebied.
De voorzitter antwoordt dat het college voorstelt n.a.v. de resultaten van het te
voeren overleg, met zijn eerder gedane voorstel, eventueel nader gepreadviseerd,
ij de raad terug te kcmen.
Raadslid Braat vraagt over welke alternatieven er dan gesproken gaat worden, want
het alternatief aan de verlengde Langelaar is al door de heer Maas verworpen.
De voorzitter zegt dat in het gesprek met de heer Maas de afspraak is gemaakt dat
hij het college zou laten weten, of het hem voorgelegde alternatief aanvaardbaar
was en zo neen, waaran niet. De heer Maas heeft het college echter niets laten
weten, naar heeft zich thans tot de raad gewend.
Raadslid F. van Beek zegt dat hij vindt dat het college de alternatieven maar eens
nader moet preciseren.
Raadslid de Jong stelt dat het alternatief aan de verlengde langelaar voor de heer
Maas onaanvaardbaar is en dat de gemeente de betreffende 5000 meter maar in optie
moet houden.
Raadslid Schreinemachers zegt dat het duidelijk is, dat de heer Maas zal blijven
opteren voor het perceel aan het Moleneind. Het aangeboden alternatief is immers
duurder en is daardoor geen reëel alternatief, zolang de gewenste mogelijkheid tot
vestiging aan het Moleneind niet definitief van de baan is. Hij is overigens van
mening, dat er eerst een uitspraak over een kernrandgebied moet worden gedaan en
dat pas in tweede instantie de vestiging van een dierenkliniek aan de orde moet
komen.
De voorzitter zegt het met deze volgorde van werken niet eens te zijn.
Raadslid F. van Peek zegt dat de aanwijzing van een kernrandgebied afgewogen dient
te worden tegen de alternatieven.
Raadslid Braat is van mening, dat de raad iroet besluiten tot aanwijzing van een kern
randgebied.
Raadslid Schreinemachers vindt dat de belangen van de totale bevolking 'in geding zijn.
Ook daar moet men oog voor hebben.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders