De voorzitter zegt, dat hiermee de gemeenten Prinsenbeek, Terheijden
en Teteringen worden bedoeld.
Raadslid Joosen vraagt vervolgens, of subsidiëring van de Dr.Johannes
Kardinaal de Jong Stichting te Breda als voorgesteld sub B,5, niet van
nadelige invloed zal kunnen zijn op het aan die Stichting toegekende of
nog toe te kennen rijkssubsidie.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het voorgestelde subsidie op geen
enkele wijze nadelige invloed op het rijkssubsidie zal hebben.
Raadslid Schreinemachers zegt, dat hij zich verwonderd heeft over de data
van de subsidieaanvragen en de datum, waarop behandeling in de raad plaats
vindt. Hij vraagt, of behandeling van de subsidieverzoeken niet in de
begrotingsvergadering kan plaats vinden.
De voorzitter antwoordt hierop, dat twee jaren geleden is afgesproken,
dat alle subsidieaanvragen gelijktijdig behandeld zouden worden, zulks
om een inzicht in het totaal te verkrijgen. Conform die afspraak ligt
nu dit voorstel ter tafel.
Spreker zegt vervolgens toe te zullen bezien, of in de toekomst een eerdere
behandeling mogelijk is.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten overeenkomstig het voor
stel van burgemeester en wethouders.
9. Vervolgvoorstel tot een standpuntbepaling inzake een kernrandgebied alsmede
een verzoek van de heer A.Maas, dierenarts, om medewerking aan de vestiging
van een dierenkliniek.
Raadslid Braat -vraagt of zijn conclusie juist is, dat er nu besluitvorming
moet plaats vinden over het voorstel van burgemeester en wethouders van
28 februari jl., inhoudende: a. geen aanwijzing van een kernrandgebied;
b.afwijzing van het verzoek van de heer Maas om medewerking aan de vesti
ging van een dierenkliniek aan het Moleneind.
De voorzitter zegt, dat deze conclusie juist is.
Raadslid Joosen zegt het een schande te vinden, dat de heer Maas zo lang
op uitsluitsel moet wachten. Om uit de problematiek te komen pleit hij voor
instelling van een commissie van goede diensten.
Raedslid F. van Beek sluit zich aan bij de woorden van raadslid Joosen,
waar deze sprak over de lange duur van de procedure.
Hij vraagt vervolgens, of met betrekking tot de alternatieve vestigings
mogelijkheid 5000 m2 grond gelegen is binnen de bebouwde kom. Indien daar
wel vestiging kan plaats vinden, waarom wordt de grond dan niet in zijn geheel
in eigendom overgedragen? Waarom wordt er voor een gedeelte van de grond
geopteerd voor een andere rechtsverhouding?
De voorzitter zegt, dat hij het er volledig mee eens is dat deze procedure
te veel tijd vergt. Niet het college is daar de oorzaak van, maar de raad.
Het is immers de raad, die tot besluitvorming moet komen. Nabij de ver-
-7-