Raadslid Schreinemachers zegt nog steeds op de nota inzake het functioneren van
het openbaar groen te wachten. Hij zou graag eerst die nota behandeld zien
alvorens te besluiten inzake de thans voorgestelde investering.
Raadslid Bremer-Bosch vraagt of de afrastering niet in zijn geheel kan
vervallen.
Raadslid Joosen zegt zich eveneens verbaasd te hebben over de hoge kosten.
Hij vraagt zich ook af, hoe het mogelijk is dat Openbare Werken een plan
ter tafel heeft kunnen leggen dat afwijkt van het voorstel van burgemeester
en wethoudersHet college spreekt immers over vervanging van de bestaande
afrastering, hetgeen dus wil zeggen: geheel rondom de plantsoenen, terwijl
de situatietekening duidelijk anders is.
Wethouder Gerits zegt in zijn antwoord, dat de bestaande afrastering veel
onderhoud vergt en dat desondanks het geheel er slordig blijft uitzien. De
afrastering kan niet in zijn geheel verdwijnen want dan gaat men ongetwij
feld met de auto dwars over de plantsoenen rijden om zo snel mogelijk bij
een uitvalsweg te komen. Het voorstel beoogt de onderhoudskosten tot het
minimum terug te brengen en het geheel blijvend te verfraaien.
De voorzitter voegt hier nog aan toe, dat het voorstel daarnaast een duide
lijke verkeersfunctie heeft. Er moet voorkomen blijven worden, dat er over
de plantsoenen gereden wordt.
Raadslid Anssems blijft het plan te duur vinden. Hij pleit voor een simpelere
en goedkopere uitvoering.
Raadslid Schreinemachers zegt geen antwoord te hebben gekregen op zijn
vraag over de "groennota". Hij heeft overigens geconstateerd, dat men elders
in de gemeente ook al weer een plantsoen aan het opmeten is.
Raadslid Joosen zegt dat het voor sommige bewoners moeilijk zal zijn om
het eigen terrein te bereiken als dit plan wordt uitgevoerd.
De voorzitter zegt in zijn antwoord, dat de "groennota" in concept gereed is.
Hij wijst er op, dat het hier niet gaat om de aankleding van een plantsoen,
doch om een verkeersfunctionele maatregel. Iedereen kan overigens gemakkelijk
zijn eigen terrein bereiken, als men maar niet zelf zijn inrit te smal
maakt.
Raadslid Joosen vraagt of het college er niet bang voor is, dat men tot aan de
afscheiding toe de plantsoenen zal gaan gebruiken als parkeerplaats.
De voorzitter zegt, dat het college hier inderdaad niet bang voor is.
Raadslid Schreinemachers zegt, dat de argumenten hem niet overtuigd hebben.
Hij zou zich kunnen voorstellen, dat in de nota openbaar groen bepaalde
voorzieningen voor de beplantingen worden voorgedragen, die een afrastering
als thans wordt voorgesteld, ook verkeerstechnisch, overbodig doen zijn.
Het is z.i. dan ook beter de nota af te wachten.
De voorzitter concludeert, dat de heer Schreinemachers thans in feite pleit
voor aanhouding van het voorstel.
-9-