Raadslid F.van Beek zegt het niet terecht te vinden dat er een
relatie wordt gelegd tussen AM.V.onderwijs en eventueel vakonder
wijs muziek op de scholen. Hij dringt er op aan, dat als er een
vakleerkracht wordt aangesteld, het schoolbestuur de prioriteit
zal kunnen stellen.
Wethouder Oomen antwoordt raadslid Braat dat diens vergelijking
tussen de palen en dit voorstel niet juist is, want de palen
worden in 10 jaar afgeschreven, maar de kosten voor een vakleer
kracht blijven ieder jaar in zijn geheel terugkomen.
De voorzitter stelt vast dat de Stichting Katholiek Onderwijs
haar prioriteitepdient te stellen inzake de verdieping van het vak
onderwijs. Zij is daarin vrij in haar keuze.
De raad moet thans besluiten over het concrete verzoek, uitgaande
van naar wordt aangenomen een prioriteitenstelling, gefundeerd
op welke mening dan ook van haalbaarheid binnen het raadsge-
beuren. Spreker denkt dat ook dit meegespeeld heeft bij de keuze
voor lichamelijk opvoeding.
Wanneer het inderdaad zo is, dat bij het bijzonder onderwijs
de prioriteiten anders blijken te liggen dan uit dit verzoek
blijkt, dan wordt de Stichting een grote dienst bewezen door de
zaak nu open te houden. Dat is technisch gezien mogelijk door
op dit verzoek afwijzend te beschikken. In de raadsdiscussie is
een positieve geneigdheid te ontdekken t.a.v. een eventueel
volgend verzoek om vakonderwijs.
Raadslid Anssems vraagt of het mogelijk is dat, wanneer de Stich
ting Katholiek Onderwijs nog voor de volgende raadsvergadering
een verzoek doet om vergoeding voor vakonderwijs zij daar het komen
de schooljaar dan nog profijt van kan hebben, of moet zij dan wach
ten op de volgende begrotingsvergadering?
Dan kan het nog wel 2 schooljaren duren.
De voorzitter antwoordt dat er ten eerste jaarlijks een begrotings
vergadering is en ten tweede, dat alle wensen tegen elkaar afge
wogen zullen moeten worden.
Wordt op het verzoek positief beschikt, dan dient de raad de be
groting te wijzigen. Dan komt er een negatieve post "onvoorzien"
en dat zal nooit door de provincie worden goedgekeurd. De raad
zal dus iets moeten gaan doen daar waar de mogelijkheden liggen.
Hij zal de financiële middelen moeten aanwijzen.
Als het de uitdrukkelijke wens van de raad is om daar met voort
varendheid aan te gaan werken, dan moet dit in gezamelijk overleg
ook inderdaad gebeuren.
De voorzitter concludeert dat, gehoord de discussies de zaak
-16-