9
4. Verslag inzake de toepassing van de criteria, vastgesteld voor de toewijzing van
percelen bouwgrond in het bestemmingsplan "De Gouwen Oost"
Raadslid Joosen zegt dat in de vergadering van 28 juni 1977 gesuggereerd werd dat
criterium B 1 was bedoeld om de doorstroming van woningwetbewoners te stimuleren.
Door hem is toentertijd al voorspeld, dat daar weinig van terecht zou komen.
En inderdaad heeft slechts één huurder van een woningwetwoning van dit criterium
gebruik kunnen maken. De grondprijs was immers veel te hoog.
Het aantal van drie onder B2 valt hem mee. Uit B4 en B5 blijken 12 personen in
aanmerking te zijn gekomen. Spreker zegt niet benieuwd te zijn wie op sociale of
medische indicatie voorrang heeft gekregen, maar wel naar de namen van hen, die
nog niet zo lang geleden een nieuw huis gekocht hebben en nu na enkele jaren zwaar
in hun voordeel kopen en verkopen. Hij meent, dat daar een criterium voor moet
komen, alhoewel hij zich wel afvraagt waarom de criteria eigenlijk gemaakt zijn
want het college heeft deze met voeten getreden en heeft, alsof criterium A niet
bestond iemand, wonende in Breda een perceel grond toegewezen. Daarom begrijpt
spreker niet dat er nu gevraagd wordt niet het lot maar het college te laten
bepalen wie voor bepaalde criteria in aanmerking komen, want dat heeft het college
nu ook al gedaan.
Raadslid F. van Beek zegt namens zijn fractie, dat met name de omschrijving onder
B sub. 4 niet voldoende is geweest want er zijn wellicht toch mensen geweest die
hieruit onvoldoende hebben kunnen lezen wat er bedoeld werd.
Spreker is ervan overtuigd dat het de bedoeling was dat mensen, die op sociale of
medische indicatie of op grond van een economisch motief, waarbij hij met name
denkt aan zelfstandigen die via bedrijfsbeëindiging hun woonhuis moeten verkopen,
ook onder deze categorie ingevuld hadden kunnen worden.
Zijn fractie kan voor een groot gedeelte meegaan met hetgeen gezegd wordt over
de wenselijkheid van vestiging elders naast de noodzakelijkheid daarvan omdat ge
probeerd moet worden de bouwgrond zo eerlijk mogelijk te verdelen. Die wenselijkheid
zal echter bijzonder moeilijk in een omschrijving te vatten zijn. Hij is van mening
dat, als er op wenselijkheid toeaewezen gaat worden, daar een omschrijving aan gege
ven moet worden. Zijn fractie ziet niet in waarom er niet geloot maq worden. Zij is
van mening, dat nadat een criterium "wenselijkheid" opgenomen is, er toch een groep
kan ontstaan, die qua urgentie een vrij ecraal beeld vormt en dan rroet er toch wel
pi^e^mëent, dat er veel ongenoegen voorkomen kan worden als de loting in het
openbaar plaatsvindt. Niet omdat zijn fractie twijfelt aan de integriteit van het
college, maar het schijnt dat juist door de mensen, die wel een perceel grond
toegewezen kregen, een merkwaardige uitleg aan die loting wordt gegeven.
In zijn fractie leeft de gedachte dat het college, dat in de toekomst de wellicht
enigszins aangepaste criteria zal moeten gaan hanteren, onwille van spreiding van
verantwoordelijkheid eigenlijk een zekere uitbreiding zou behoeven, omdat men
deze aangelegenheid voor 3 mensen eigenlijk te zwaar vindt.