-3-
Artikel 6.
1. Elk jaar kan op verzoek van de instelling door burgemeester en wethouders
een voorschot op de tegemoetkoming worden gegeven. Dit voorschot wordt
bepaald op het bedrag, waarop - volgens de gegevens naar de toestand
op 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar - de tegemoetkoming
vermoedelijk zal dienen te worden bepaald.
2. Het voorschot wordt aan het begin van elk kalenderkwartaal telkens voor
een vierde gedeelte aan de instelling uitbetaald.
Artikel 7.
In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en
wethouders
Artikel 8.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1978 en kan worden
aangehaald als "Besluit tegemoetkoming beloning godsdienstleraren"
Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van 22 augustus 1978.