overwegende ter zake, dat bedoeld perceel niet de bestemming heeft van
kinderspeelplaats maar van groenstroken en plantsoenen-
dat in het vigerende bestemmingsplan "Noord 1961" de betreffende grond
eveneens de bestemming van plantsoen heeft;
dat het bezwaar zich in feite richt tegen het gebruik van het betreffende
plantsoen en niet tegen het besterrmingsplan als zodanig, zodat dit bezwaar
schrift ongegrond dient te worden verklaard;
ad. 3 dat de bezwaren van de heer C.J.M. van den Broek zich richten tegen het
feit dat reclamant aan de oostgevel van zijn woning, waar z.i. voldoende ruimte
aanwezig is, geen garage zal kunnen bouwen;
overwegende terzake:
dat het geen bezwaar ontmoet ter plaatse de bebouwingsgrens te doen verspringen
temeer daar dit op meerdere plaatsen in het bestemmingsplan reeds het geval is;
dat het ontwerp-besterrmingsplan ter plaatse is aangepast, zodat aan het be
zwaar van reclamant wordt tegemoet gekomen;
ad. 4 dat de bezwaren van de heer J.J.F. Nuyens zich richten tegen het verplaatsen
van de primaire bebouwingsgrens naar de zuidgevel van zijn woning, waardoor
eventuele toekomstige uitbreiding van het pand wordt beperkt;
overwegende dienaangaande, dat het redelijk is de primaire bebouwingsgrens,
gezien de grootte van het perceel, zodanig te verleggen dat de oorspronkelijke
bebouwingsmogelijkheden aanwezig blijven;
dat het ontwerp-bestemmingsplan ter plaatse is aangepast, zodat aan het bezwaar
van reclamant wordt tegemoet gekomen;
ja let op het bepaalde in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
BESLUIT:
ongegrond te verklaren:
het door de heer W. van der Meer, Mortelweg 54 te Teteringen ingediende
bezwaarschri ft