De Raad der geiteen te Teteringen;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 oktober 1978;
gelet op de artikelen 272 onder d en 274 a van de gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende
"VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BELASTING OP HONDEN"
Artikel 1.
In deze gemeente wordt, onder de naam van hondenbelasting, een belasting
geheven op honden.
Artikel 2
1. Belastingplichtig is ieder, die in de geiteen te één of meer honden houdt.
2. Als houder van een hond wordt aangemerkt degene die, onder welke titel ook,
een hond bezit, ter verzorging of onder toezicht heeft.
3. Het hoofd van een gezin wordt geacht houder te zijn van de hond of de
honden, die de overige leden van het gezin ter verzorging of onder toezicht
hebben
4. Als leden van het gezin worden beschouwd bloed- en aanverwanten in de rechte
linie en in de tweede graad der zijlinie alsmede pleegkinderen, verblijf
houdende in gedeelten van een gebouw, die binnenshuis gemeenschap met elkaar
hebben, tenzij blijkt, dat die persoon tot verschillende op zich zelf staande
gezinnen behoren.
5. Dienstboden, huisbewaarders en ander personeel niet zelf hoofd van een gezin
zijnde en wonende in hetzelfde gebouw als hun werkgever worden voor de toepassing
van deze verordening geacht te behoren tot het gezin van die werkgever.
6. Voor honden, die verblijven in een inrichting welker bedrijfsdoel is dieren
tegen vergoeding te verzorgen, is de belasting verschuldigd door hem, voor
wiens rekening de hond wordt verzorgd.
Artikel 3.
De grondslag voor de belasting is het aantal honden, dat de belastingplichtige
houdt.