Wethouder Rienks zegt dat het college met een aantal argumenten van de heer
Schreinemachers akkoord kan gaan. Dat neemt echter niet weg, dat er toch eerst overleg
gepleegd moet worden met de schoolhoofden en met de ouders.
De voorzitter merkt hierna volledigheidshalve op, dat deze post niet op hoofdstuk
VIII, maar op hoofdstuk X van de begroting voorkomt.
Hoofdstuk VIII, par. 7
Raadslid Joosen zegt, dat de voorzitter heeft gezegd, dat de huur van het klaslokaal
in het gemeenschapshuis in het onderhoudsfonds van de Stichting wordt gestort.
De voorzitter zegt, dat er geen storting in het onderhoudsfonds plaatsvindt.
Raadslid Joosen zegt, dat hij zich kan indenken dat het bestuur redeneert: er komt
toch 18.000,in dat fonds, daar kan het wel bij blijven. Maar dan zal men straks,
als er geen 18.000,meer in dat fonds terecht komt, met een hoger exploitatie
tekort te rraken krijgen.
60
Over de hoofdstukken I t/m VII vraagt geen der leden het woord.
Hoofdstuk VIII, par. 2b: Raadslid Schreinemachers zegt het met de wethouder eens
te zijn, dat de competentie ten aanzien van het bijzonder onderwijs bij de betref
fende stichting berust. Naar zijn mening moet de zorg van de raad zich echter ook
tot het bijzonder onderwijs uitstrekken.
Vanuit die zorg heeft hij enige vragen gesteld. Met name zou hij willen weten, of
het Stichtingsbestuur zich tot de gemeente heeft gewend inzake enige problematiek.
Wethouder Rienks beantwoordt deze vraag ontkennend.
Raadslid Schreinemachers vraagt vervolgens of er ruimteproblemen bestaan. Hij
denkt daarbij aan het handenarbeidlokaalwaar zo vaak over gesproken is.
Indien er geen contacten zijn geweest is hij tevreden gesteld. Dat wil overigens niet
zeggen, dat er dan geen problemen kunnen bestaan.
Wethouder Rienks zegt, dat er vrij regelmatig contact is met het Schoolbestuur.
Bij die contacten is niet gebleken van ruimteproblemen, zodat naar redelijkheid
verondersteld mag worden, dat er in dat opzicht geen problemen zijn.
Raadslid Schreinemachers zegt het prettig te vinden dit te vernemen.
Hoofdstuk VIII, par. 6
Raadslid Schreinemachers zegt niet helemaal gelukkig te zijn met het antwoord op zijn
vragen inzake de subsidiëring van het Bureau voor Beroepskeuzevoorlichting. Zijn
fractie wil nog even afwachten. Het is hem bekend, dat in het verleden ook het college
vraagtekens bij deze post heeft geplaatst. Hij ziet graag een definitief oordeel van het
college binnen een maand tegemoet. Bij het polsen van dergelijke bureaus moet men er
overigens wel op bedacht zijn, dat men te maken heeft met een handelsorganisatie.
Deze organisaties kennen alleen maar de vraag, waaraan verdiend moet worden. Die
vraag wordt gestimuleerd door subsidiëring. Als men bij het schoolbestuur de begelei
dingsbrief zou opvragen die de leerlingen van de zesde klassen mee krijgen, dan
zal het wervend karakter u duidelijk worden.