GEMEENTE TETERINGEN Raadsvergadering 28 februari 1980 Agendanr. 16 Voorstel tot het vaststellen van het bedrag per leerling voor 1980. Aan de raad, In artikel 55 bis van de Lager-onderwijswet 1920 is bepaald, dat in gemeenten waar één of meer openbare lagere scholen bestaan, de gemeenteraad vóór 1 maart van elk jaar het bedrag per leerling moet vaststellen. Dit bedrag komt in het kader van de financiële gelijkstelling tussen het openbaar en het bijzonder onderwijs gelijkelijk toe aan de bijzondere scholen. Ter berekening van het bedrag per leerling hebben wij in overleg met het hoofd der school een opstelling gemaakt van de te verwachten explc itatiekosten van de Springplank. Rekening houdend met een bedrag van 31,50 per leerling voor gymnastiek onderwijs en 34,75 per leerling voor administratiekosten, wordt het totaal van de kosten voor het openbaar lager onderwijs voor dit jaar geraamd op 37.047,25, zodat het bedrag per leerling voor 1980, uitgaande van een leerlingenaantal van 85, derhalve 435,85 bedraagt. Dit bedrag is als volgt samengesteld: onderhoud gebouw en meubilair 55,90 schoolbehoef ten/apparatuur/leermiddelen - 145,40 verlichting, verwarming, schoonhouden - 168,30 getouwen, kleine uitgaven gymnastiekonderwijs - 31,50 administratiekosten - 34,75 435,85 On uw raad een indicatie te geven omtrent de hoogte van het bedrag per leerling zijn onderstaand een aantal bedragen vermeld, zoals deze in de onliggende gemeenten zijn vastgesteld: Etten-Leur 446,37 Rucphen 440, Terheijden 447,54 Prinsenbeek 435, Zundert 452,05 Nieuw-Ginneken 425,38 -20-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 21