-16-
Hij verzoekt dan ook om haast te zetten achter deze kwestie. Met betrekking
tot de rondvraag zegt hij tenslotte dat men niet al te gemakkelijk over op
heffing daarvan moet spreken.
Raadslid Biersma-Brounts sluit zich aan bij het betoog van raadslid Schreine-
machers inzake de rondvraag.
Zij vindt het belangrijk dat vast ligt, wat er gezegd is. Zij denkt dat daar
wel verschil van inzicht over zal bestaan en dat zaken verschillend geïnterpre
teerd zullen worden. Zij denkt ook dat G.S. wel zal oordelen. En dat moet dan maar
afgewacht wordt.
De voorzitter zegt naar aanleiding van hetgeen door mevrouw Biersma-Brounts
naar voren werd gebracht, dat zij nu twee zaken bij elkaar brengt, te weten
de rondvraag en de artikel 19 procedure.
Raadslid Joosen zegt dat hij zich verbaast over de discussie inzake vraag en
antwoord. Hij zegt dat hij al dikwijls iets heeft gevraagd maar nog nimmer
antwoord gekregen heeft.
Hij nodigt wethouder van Beek uit cm samen met hem eens te gaan kijken naar
de renovatiewoningen. Indien de klachten verholpen zijn, wie heeft dit dan gedaan?
Heeft tenslotte de aannemer nu recht op een suppletie of niet?
Hoe kan het college tot een dergelijk besluit komen?
De voorzitter zegt dat het uiterst moeilijk is om vragen die mondeling gesteld
worden onmiddellijk goed en exact te beantwoorden. Zeker gezien het feit dat er,
zoals dat vanavond gebeurde, toch een verwijt naar boven kwam: "De vorige maal
hebt u het woord "Buitengebied" gebruikt". Op dat mement wordt men dan gepakt op
een woord, dat ten onrechte werd gebruikt. Als dat de sfeer van de rondvraag
is dan weigert spreker pertinent om in de rondvraag nog ooit antwoord te geven.
Men krijgt het antwoord dan wel schriftelijk thuis bezorgd. Als een raadslid
zijn vragen schriftelijk indient drie dagen vóór de vergadering, dan krijgt de
raad de antwoorden op de avond van de vergadering schriftelijk voorgelegd.
Als men gevangen gaat worden op woorden of op een verkeerd woordgebruik, dan is
spreker niet meer bereid om gedurende de rondvraag primair reagerend te antwoorden.
Voorts zegt de voorzitter aan het adres van raadslid Schreinemachers dat vragen
vrij staat, maar dat een onmiddellijk antwoord daarop geenszins verplicht is.
Inzake de toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening merkt
hij op, dat B. en W. oordelen over het al of niet verlenen van een bouwvergunning.
B. en W. hebben geoordeeld en besloten dat het op deze wijze moet. Daarna zullen
G.S. hun oordeel geven. Tot raadslid Joosen zegt hij dat, om een betaling te
doen de begroting gewijzigd moet worden. Men kan verwachten dat, indien
alles verloopt, zoals het college verwacht, er in de komende raadsvergadering
de begrotingswijziging ter vaststelling wordt aangeboden. Op dat moment kan er
gediscussieerd worden over de hierop betrekking hebbende vragen, door de heer
Joosen gesteld.