1.
TOELICHTING
Bijlage 2
I. Ingevolge artikel 11, lid 1 van de gemeenschappelijke regeling
Hypotheekfonds Noordbrabantse Gemeenten (H.N.G.), kunnen de
vergaderingen van het algemeen bestuur uitsluitend worden ge
houden, als ten minste de meerderheid van het aantal zitting
hebbende leden is opgekomen.
Indien een vergadering op grond van bovenstaande geen doorgang
heeft kunnen vinden, wordt een nieuwe vergadering opgeroepen,
welke dan gehouden kan worden ongeacht het aantal leden dat dan
aanwezig is.
De bepaling in het eerste lid van artikel 11 heeft er tot dusver
telkens toe geleid, dat een tweede vergadering nodig was.
Op grond hiervan hebben de leden van het algemeen bestuur er op
aangedrongen naar een mogelijkheid te zoeken om in de toekomst
rechtsgeldige vergaderingen te kunnen houden en rechtsgeldige
besluiten te kunnen nemen zonder een nieuwe vergadering uit te
moeten schrijven.
II. Ondanks het feit dat aan het verstrekken van leningen bij het H.N.G.
ten aanzien van de verhouding lasten/inkomen de normen streng worden
gehanteerd en tevens koopkontrakten en taxatierapporten dienen te
worden overgelegd bij het aanvragen van de hypothecaire lening,
moeten wij de mogelijkheid van een aantal executies in de toekomst
ten gevolge van een veranderende mentaliteit en van veranderende
economische omstandigheden niet uitsluiten.
Tot op heden zijn de executoriale verkopen ten gevolge van het niet
meer voldoen van geldnemers aan hun financiële verplichtingen mede
door een juiste hantering van de normen en de passende hypotheek-
vormen, tot een minimum beperkt gebleven.
Ingevolge artikel 24 van de gemeenschappelijke regeling is het
algemeen bestuur bevoegd tot het vormen van bestemmingsfondsen waar
over slechts kan worden beschikt ter bevordering van het doel, waar
toe zo'n bestemmingsfonds is gevormd. Is dit doel niet meer aanwezig,
dan wordt het bestemmingsfonds opgeheven en toegevoegd aan de reserve.
Ingevolge artikel 20, lid 3, wordt het batig saldo niet meer aan de
reserve toegevoegd, doch over de aangesloten gemeenten verdeeld, zodra
en zolang de reserve 5% of meer bedraagt van de uitstaande hypothecai
re leningen.
De reserve bedraagt thans ca. 50 miljoen gulden, terwijl het bedrag
van de uitstaande hypothecaire leningen thans 2 miljard gulden bedraagt.
Hieruit blijkt, dat het batig saldo pas over de aangesloten gemeenten
verdeeld kan worden, zodra de reserve bij de huidige stand van zaken,
boven de 100 miljoen gulden uitkomt; dit is een theoretisch bedrag,
dat in de praktijk nooit gehaald zal worden. De reeds genoemde reserve
en de aanvullingen daarop zijn echter tot een groot bedrag onmisbaar
als risico-dekking voor calamiteiten die in een hypotheekportefeuille
kunnen optreden en als een stuk zekerheid, die geldgevers eisen, ondanks
liet feit dat het H.N.G. haar bestaan ontleent aan de Wet op de gemeen
schappelijke regelingen.