R. Artikel 25 wordt gelezen:
1. Het wezenpensioen wordt verhoogd tot twee zevende gedeelte van het bedrag
waarvan het is afgeleid, wanneer het weduwenpensioen of het bijzonder
weduwenpensioen van de moeder dan wel het weduwnaarspensioen van de vader
wegens overlijden is geëindigd.
2. Wanneer het weduwenpensioen van de moeder krachtens artikel 23 wegens
hertrouwen opnieuw wordt vastgesteld, wordt het wezenpensioen verhoogd met
een bedrag, dat zich verhoudt tot het wezenpensioen als het verschil tussen
het weduwenpensioen vóór en na de toepassing van artikel 23 zich verhoudt
tot het weduwenpensioen vóór die toepassing.
3. Voor de uitvoering van de voorgaande twee leden is artikel 24, lid 2, van
overeenkomstige toepassing.
S. Artikel 26, lid 1, wordt gelezen:
1. Het gezamenlijk bedrag aan weduwen-, bijzonder weduwen- en wezenpensioen
of aan wezenpensioen gaat het bedrag waarvan die pensioenen zijn afgeleid
niet te boven.
T. Artikel 30, met de daarboven vermelde opschriften "Par.l Samenloop pensioenen
krachtens deze verordening en Grensbedrag pensioenen wethouders"vervalt.
U. Artikel 31, met het daarboven vermelde opschrift, vervalt.
V. a. Het opschrift van artikel 32 wordt gelezen:
Par. 1 Samenloop pensioenen krachtens deze verordening, onderling en met
andere pensioenen.
Grensbedrag eigen pensioenen
b. Artikel 32 wordt gelezen:
1. Indien recht bestaat op meer dan een eigen pensioen krachtens of op de
voet van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, dan wel naast
een of meer zodanige pensioenen recht bestaat op een of meer eigen pen
sioenen krachtens een andere regeling en het totaal van die pensioenen
meer bedraagt dan 121.187,wordt op grond van artikel 154 juncto
artikel 93 van genoemde wet elk krachtens deze verordening toegekend eigen
pensioen beperkt tot een zodanig gedeelte(beperkingsbreuk) van evengenoemd
bedrag als evenredig is aan de verhouding waarin elk der krachtens deze
verordening toegekende pensioenen staat tot het totaal van die pensioenen.
2. Indien het bedrag van een of meer van de in het vorige lid bedoelde pen
sioenen bij berekening naar de maximaal in aanmerking komende diensttijd
hoger is of zou zijn dan 121.187.treedt op grond van het in het
vorige lid genoemde wetsartikel dat hogere bedrag of ten hoogste van die
bedragen voor de toepassing van het vorige lid in de plaats van 121.187.-
dit bedrag geldt per 1 augustus 1976.
- 8 -