- 14 -
a. Lid 3 wordt vernummerd tot 4.
b. Na lid 2 wordt een nieuw lid 3 ingevoegd luidende:
3. Degene aan wie een uitkering is toegekend, heeft voor zolang de tijd
met recht op uitkering doorgebracht als pensioendiensttijd wordt aan
gemerkt, ter zake van de premie die ingevolge de Algemene Ouderdomswet
en de Algemene Weduwen-en Wezenwet van de uitkering wordt geheven, ten
laste van de gemeente aanspraak op een vergoeding.
Deze vergoeding is, indien het pensioen over bedoelde uitkeringstijd
naar 1,75 percent per jaar zal worden berekend, gelijk aan het bedrag
van de premie die ter zake van de uitkering wordt geheven, en indien
het pensioen over bedoelde uitkeringstijd naar 0,875 percent per jaar
zal worden berekend, gelijk aan de helft van dat bedrag.
c. In lid 4 wordt in plaats van de woorden:" Het eerste lid vindt" gelezen:
De voorgaande leden vinden.
II. ..Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:
a. Lid 1 wordt gelezen:
1. Degene die krachtens deze verordening aan een overlijden recht op
pensioen ontleent, alsmede degene die aanspraak heeft op een
voortgezette uitkering als bedoeld in artikel 2a, lid 2, van wie
ingevolge de in het vorige artikel genoemde wetten ter zake van dit
pensioen onderscheidenlijk van de voortgezette uitkering premie
wordt geheven, ontvangt van de gemeente een vergoeding,
b. In lid 2 wordt in plaats van het bedrag van het pensioen" gelezen:
Het bedrag van het pensioen onderscheidenlijk van de voortgezette
uitkering.
JJ. Artikel 56, lid 4, onder b, wordt gelezen:
b. Ten gevolge van wettiging als bedoeld in artikel 214 of artikel 215 van
het Burgerlijk Wetboek, dan wel door adoptie als bedoeld in artikel 227
van dat Wetboek de staat van wettig kind heeft verkregen.
KK. In artikel 57, lid 1, worden de eerste drie volzinnen gelezen:
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een gepensioneerde wethouder
wordt aan diens weduwe, van wie hij niet duurzaam gescheiden leefde, een
uitkering toegekend ten bedrage van zijn pensioen over een tijdvak van
twee maanden(weduwenuitkering)De vorige volzin is van overeenkomstige
toepassing na het overlijden van een gepensioneerde vrouwelijke wethouder
ten aanzien van haar weduwnaar(weduwnaarsuitkering)
Bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar, van wie de overledene niet
duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de
minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van de overledene^