- 2 - 3. Voor de toepassing van het eerste lid, onder letter b, wordt als genot hebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt hij, die bij het begin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt, dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens zakelijk recht was. Grondslag van de belastingen. Artikel 2. De grondslag, waarnaar de in artikel 1 bedoelde belastingen worden geheven, is de waarde die aan het onroerend goed in het economisch verkeer kan worden toegekend. Begripsomschrijvingen Artikel 3. Deze verordening verstaat onder: 1. een onroerend goed dan wel het onroerend goed: a. een gebouwd eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden- daaronder begrepen de ondergrond van die eigendom en die aanhorigheden - en met zijn ongebouwde aanhorigheden; b. een ongebouwd eigendom, niet zijnde de ondergrond of een aanhorigheid van een gebouwd eigendom; c. indien gedeelten van de in letter a of b bedoelde eigendommen - andere ■dein de gedeelten van een onroerend goed als bedoeld in artikel 2, tweede lid, letter b van het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelas- tingen - blijkens hun indeling zijn bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt: elk als zodanig bestemd gedeelte; 2. aanhorigheden gebouwde en ongebouwde eigendonxnen behorende bij en in gébruik zijnde met een gebouwd eigendom of gedeelten daarvan voorzover die eerstgenoemde eigendommen, naar de omstandigheden beoordeeld, dienstbaar zijn aan dat gebouwde eigendom of die gedeelten daarvan; 3. woning een gebouwd eigendom of een gedeelte daarvan als bedoeld in 1letter a onderscheidenlijk letter c, dat in hoofdzaak is bestemd of wordt gebruikt voor woondoeleinden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 72