toegezegd. De gemeente kreeg daarvoor van C.R.M. een bedrag van 2.500, per jaar, welk bedrag steeds aan "Het Zuiderkruis" werd uitgekeerd. Met ingang van 1 januari 1979 trad de Rijksbijdrageregeling sociaal-culturele aktiviteiten in werking. De geneente moest over 1979 en 1980 opgeven, welke subsidies zij voornemens was beschikbaar te stellen. Op basis daarvan stelde het Ministerie een bijdrage vast. Het gemeentebestuur was autonocm in de besteding van die bijdrage. De gemeente Teteringen heeft in zijn opgave aan het Ministerie een bedrag van 2.500,opgenomen t.b.v. Het Zuiderkruis. Dat bedrag is door C.R.M. aan de gemeente ook beschikbaar gesteld. In 1979 heeft het gemeentebestuur wel 2.500,aan Het Zuiderkruis beschikbaar gesteld, maar in 1980 niet. De Stichting heeft zich ook tot de gemeente Oosterhout en ook tot het Ministerie van C.R.M. gewend. Aan Oosterhout werd gevraagd of zij dat bedrag van 2.500,beschikbaar wilde stellen en aan C.R.M., of zij de gemeente Teteringen opdracht kon geven het voor Zuiderkruis bestemde bedrag uit te betalen. Het Ministerie gaf te kennen, dat het gemeen tebestuur autonome bevoegdheden heeft, en Oosterhout antwoordde, dat Het Zuiderkruis nog niet was opgevoerd op de opgave aan C.R.M.. Zijn verzoek aan de raad is cm te besluiten tot het verlenen van dat subsidie aan Het Zuiderkruis over 1980, waar zij ook in het verleden aanspraak op kon' maken. De stichting heeft dit bedrag hard nodig en zij kan in deze overgangs periode dit subsidie bij geen enkele andere instantie claimen. Het voort bestaan van de Stichting staat op het spel. Spreker wijst tenslotte op punt 14 Rechtszekerheid, van de circulaire van het Ministerie van C.R.M. d.d. 6 oktober 1978. De voorzitter zegt van mening te zijn dat het draaipunt in de gehele kwestie is gelegen in het feit, dat de Stichting zich buiten de gemeente heeft gevestigd. Het gemeentebestuur kreeg daar kennis van op het mement, dat het bestuur van Het Zuiderkruis gevraagd werd welke gegevens er opgenomen moesten worden in de Informatiegids 1979. Toen gaf men te kennen dat de Stichting zich in Oosterhout zou gaan vestigen. De heer Tack merkt op, dat vermelding in de Informatiegids toen niet gewenst werd geacht, omdat zulks vaak leidt tot verzoeken cm toelating, die niet gehonoreerd zouden kunnen worden. De voorzitter zegt, dat een raadslid, dat aan de besluitvorming deelneemt zich uiteraard zal afvragen, waar de organisatie domicilie heeft. Hij zal er niet toe overhellen om subsidie te verlenen, wanneer dat domicilie elders is. Het is duidelijk dat de Stichting in Oosterhout gevestigd is. In het verleden werd subsidie verleend op grond van de Interim-Rijksbijdrageregeling vrij willigers jeugd- en jongerenwerk, peuterspeelzalen en speeltuinen. Deze regeling werd m.i.v. 1 januari 1979 vervangen door de Rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk. In 1979 werd nog een subsidie van 2.500,verleend ofschoon de Stichting toen al elders gevestigd was. Dat had de gemeente

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 22