- 7 -
Verzoek om aanslag.
Artikel 10.
1. De belastingplichtige ten aanzien' van wie binnen zes maanden na afloop van het
belastingjaar geen aanslag over dat belastingjaar is opgelegd, is gehouden
binnen een maand na het verstrijken van de evenbedoelde termijn een schriftelijk
verzoek bij burgemeester en wethouders in te dienen cm vaststelling van een
aanslag;
2. Burgemeester en wethouders nemen het besluit aan cm hem, die een verzoek
als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend, geen aanslag op te leggen
bij beschikking;
3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien redelijkerwijs moet worden
aangenomen, dat over het belastingjaar geen belasting verschuldigd is of geen
aanslag zal werden opgelegd.
Strafbepaling
Artikel 11.
Onverminderd het bepaalde in artikel 293, eerste lid, van de gemeentewet
wordt op overtreding van deze belastingverordening een geldboete gesteld
van ten hoogste 250.
Nakcming van verplichtingen.
Artikel 12.
De verplichtingen, als bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene
Wet inzake rijksbelastingen jegens burgemeester en wethouders, gelden mede
jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren der
gemeentelijke belastingen.
Inwerkingtreding en citeertitel.
Artikel 13.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het belastingjaar 1980;
2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onroerend-goed-
belastingen"