-17-
Cm de gemeente dan financiëel gezond te houden blijft afslanken over.
Reeds bij de behandeling van de meerjarenbegroting heeft zijn fractie
gemeend enige schoten voor de boeg te moeten lossen. Er zijn ontwikke
lingen gaande die men niet in de hand heeft. Hij denkt daarbij met name
aan de ontwikkeling van de rente. Daarenboven staan er nog een aantal
posten open, die volgens de meerjarenbegroting nog ingevuld moeten worden.
De herinrichting van de oude kom is best een heel goede zaak, maar het
vraagteken, dat zijn fractie daarbij reeds bij de meerjarenbegroting
heeft geplaatst, wordt steeds groter.
De begroting geeft een post aan van 150.000,voor de verbouwing van
"Klavertje Vier". Maar daarmee is men er nog niet. Die post is natuurlijk
aanzienlijk groter. Om het gebouw vrij te krijgen moet er 115.000,
worden geïnvesteerd in een ander gebouw. Daarenboven vervallen de onder-
wijsvergoedingen, terwijl er tevens exploitatiekosten ontstaan waar hij
helemaal nog geen zicht op heeft. Waar zijn fractie wel achter staat is,
dat dit gebouw in eerste instantie ten goede komt aan de bibliotheek.
Maar wat zijn de problemen van de bibliotheek? Op de eerste plaats de
onvoldoende ruimte en op de tweede plaats het feit, dat er geen ruimte
permanent beschikbaar is. Hij is van mening dat deze problemen opgelost
zijn. Gezien de financiële ontwikkelingen moet terughoudendheid betracht
worden bij de verdere inrichting.
Spreker besluit met de opmerking: Keulen en Aken zijn ook niet op één
dag gebouwd.
Raadslid Braat zegt het prettig te vinden halverwege de rit over deze
rapportage te kunnen beschikken. Daardoor wordt de raad in staat gesteld
om in het tweede halfjaar 1981 het financiële kompas zo goed mogelijk te
richten. Tijdens de algemene beschouwingen in december 1980 is door hem
reeds gezegd dat het zeer zorgvuldige en impopulaire besturen is begonnen.
Met weinig vreugde overigens maar wel vanuit de realiteit heeft hij die
opmerking geplaatst.
Ofschoon het investeringsplan niet officiëel aan de raad ter goedkeuring
is voorgelegd, is het toch wel degelijk te zien als een werkstuk en een
discussiestuk, waaraan door alle leden van de raad veel waarde wordt
gehecht. Het is geen vrijblijvende opstelling, waarmee men alle kanten op
kan. Daarvan uitgaande komt hij tot de volgende opstelling: