- 2 -
verzekeren en verzekerd te houden en - ingeval van schade - ten belope
van de uit te keren assurantiepenningen te herbouwen of te herstellen.
10. Het is de erfpachter verboden de bestemming van het onroerend goed te
veranderen, alsmede de opstallen geheel of gedeeltelijk te slopen.
11. De erfpachter moet gedogen, dat in, op of boven de grond zodanige
leidingen, palen, kabels, draden en dergelijke worden aangebracht als
burgemeester en wethouders in verband met enige nutsvoorziening zullen
nodig achten.
12. De erfpachter is verplicht burgemeester en wethouders of de door dezen
aangewezen personen te allen tijde vrije toegang tot het perceel en de
daarop gestichte opstallen te verlenen, dit laatste voorzover zulks
door burgemeester en wethouders nodig wordt geoordeeld voor het toezicht
op de naleving van de bepalingen van dit besluit.
13. Het recht van erfpacht sluit het recht van opstal in, zodat de erfpachter
voor de duur van zijn recht eigenaar is van de op te richten opstallen.
14. Zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders mag de
erfpachter zijn erfpachtsrecht niet splitsen of vervreemden of de
opgerichte opstallen vervreemden of met zakelijke rechten bezwaren.
Bij het geven van die toestemming kunnen door burgemeester en wethouders
voorwaarden worden gesteld.
15. De raad heeft de bevoegdheid het erfpachtsrecht te beëindigen:
a. bij niet-of niet volledige nakoming van een of meer bepalingen van
dit besluit;
b. indien de exploitatie of het gebruik van het sub 7 bedoelde clubhuis
naar het oordeel, van de raad in strijd is met de openbare orde of
de goede zeden;
c. indien een hypotheekhouder of beslaglegger, die tot uitoefening van de
hem toekomende rechten overgaat, daarbij niet aan de koper ter
nakoming oplegt de verplichtingen, welke krachtens dit besluit op
de erfpachter rusten;
d. indien de erfpachter in staat van faillissement wordt verklaard.
16. Voordat een besluit tot beëindiging van het erfpachtsrecht op een sub 15
genoemde grond wordt genomen, wordt de erfpachter in de gelegenheid
gesteld om de oorzaak van het voornemen tot beëindiging van het erfpachts
recht binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn van
ten hoogste zes maanden weg te nemen.
17. In het door de raad vast te stellen besluit tot beëindiging van het erf
pachtsrecht wordt de dag bepaald, waarop de beëindiging zal ingaan en het