-52-
Het voorstel van raadslid Braat inzake een commissie ex artikel 61 der
gemeentewet ten behoeve van het openbaar onderwijs leent zich voor een
gesprek met dat onderwijs. Pas daarna kan het college zich daar een
standpunt over vormen. Raadslid Braat vraagt zich af of subsidies aan
ideële instellingen wel moeten worden afgeschaft. Zoals in de Nota van
Aanbieding te lezen valt, vraagt het college zich af, of handhaving van
dat soort subsidies geboden is.
Het college zal doen nagaan of het mogelijk c.q. wenselijk is een aparte
begroting voor de sportcomplexen op te stellen. Wellicht zou het ook een
jaaroverzicht kunnen zijn.
Zij is er verheugd over dat raadslid Biersma-Brounts instemt met de
bijeeenkomst van vertegenwoordigers der verenigingen. Het stemt tot
voldoening, dat ook de fractie van de Partij van de Arbeid heeft
geconstateerd, dat het schoolzwemmen voor onze gemeente financieel niet
haalbaar is.
Van het begin af aan heeft zij getracht de J.A.R. nieuw leven in te
blazen. Zij heeft met de J.A.R. het voortouw gencmen om te komen tot een
welzijnsraad. Zij was wel degelijk aanwezig op de daartoe belegde bijeen
komst. Dat zij op een volgende vergadering niet aanwezig was vond zijn
oorzaak in het feit, dat raadslid Joosen problemen had met de bemoeie
nissen van de gemeentelijke overheid met individuele verenigingen. Toen
uiteindelijk de verenigingen zelf moesten beslissen over al dan niet
inhaken op het initiatief van de J.A.R., was het college evenmin ver
tegenwoordigd. Daarvan was de reden, dat het gemeentebestuur niet de
indruk wilde vestigen zich met die besluitvorming te willen bemoeien.
De opmerkingen van raadslid Joosen inzake de verhuur van ruimten in
't Web, waarmee zij het niet oneens is, zal zij ter kennis brengen van
het Stichtingsbestuur.
De voorzitter constateert hierna dat de behandeling in tweede termijn
is afgerond.
Raadslid Braat vraagt of hem een derde termijn kan worden toegestaan.
De voorzitter staat zulks bij wijze van interruptie toe.
Raadslid Braat zegt altijd van mening geweest te zijn, dat men met de
post "onvoorzien" voorzichtig moet omspringen. Er wordt nu 119.000,
vervroegd afgeschreven. Dan blijft er toch 101.000,over.
De voorzitter: Nee, zo simpel werkt dat niet.
Raadslid Braat, zijn betoog vervolgende, zegt dat hij het zo heeft
begrepen: er blijft een saldo over van 11.000,een restant van
90.000,en, zo zei de voorzitter, in mei 1982 krijgt de raad een
voorstel aangeboden, waarbij wederom vervroegde afschrijving van het dan
nog aanwezige saldo zal plaatsvinden. De kern van zijn vraag is of het