-14-
De voorzitter brengt vervolgens de motie in stemming.
Zij wordt verworpen met 7 tegen 3 stemmen.
Tegen de motie stemden de leden SchreinemachersVan Rijckevorsel van Kessel,
Joosen, Smeulders, Biersma-Brounts, Braat en Rienks-Schiedon
Vóór de motie stemden de leden Van Beek, Van Geffen en De Jong.
De voorzitter zegt aan het adres van raadslid Joosen dat de commissie Financiën
is gehoord. Deze commissie heeft hierover een verdeeld advies uitgebracht aan
het college en het college heeft dit advies aan de raad ter kennis gebracht.
De procedure-fout ligt eigenlijk onmiddellijk na 24 november 1981. Op die
datum is door de M.H.C.T. een brief aan de raad gericht. Die brief had eerder
aan de raad ter kennis gebracht moeten worden. Dat zal in het vervolg dan
ook zeker gebeuren.
Aan het adres van raadslid Van Beek zegt hij dat het college van mening is
dat het voorstel geen afwijking betekent van de tot op heden gevoerde
beleidslijn. Het beleid blijft voorwaardenscheppend.
Wethouder Rienks-Schiedon zegt dat er zo dikwijls het woord "beleid" is
gevallen, dat ook zij zich aangesproken voelt. De voorzitter heeft uitge
breid toegelicht wat voorwaardenscheppend beleid kan inhouden. Zij is van
mening dat dit de conclusie mag zijn van deze discussie, dat op zo kort
mogelijke termijn de discussie omtrent de tarifering van de sportaccommoda
ties gehouden moet worden. Daarin zal duidelijk aangegeven worden wat een
voorwaardenscheppend beleid is. Dat is niet tegen een matige vergoeding
beschikbaar stellen van terreinen, want dat gaat natuurlijk veel verder.
Raadslid Van Beek zegt in tweede termijn dat de bezwaren van zijn fractie
tegen ondersteuning van verenigingen met gemeentegelden geleid hebben tot
de motie. Deze bezwaren laten zich als volgt omschrijven: Een bank of welke
instantie dan ook vraagt eenieder, die geldelijke middelen beschikbaar wil
krijgen, harde garanties.
Gelet op de structuur van een vereniging kan zij deze garanties niet geven.
Er is namelijk geen sprake van enige aansprakelijkheid. Dit is het meest
ernstige bezwaar van zijn fractie, namelijk dat gemeenschapsgelden onttrokken
worden, waartegenover onvoldoende waarborgen gesteld kunnen worden. Daarnaast
is zij er niet van overtuigd dat het wenselijk is dat een gemeente zich
concurrerend op de geldmarkt beweegt. Ook moet de gemeente zich rea
liseren dat door zo te handelen, zij behoeften naar zich toetrekt.
De voorzitter zegt hierop dat, wanneer men bij een bank gaat lenen er inder
daad keiharde garanties gevraagd worden. Hij betwijfelt of een vereniging
niet in staat is dergelijke garanties te geven en dat er geen bepaalde vorm
van aansprakelijkheid is. Naar zijn mening is het bestuur van een vereniging