2Voor zover burgemeester en wethouders van hun in lid 1 bedoelde bevoegd
heid geen gebruik hebben gemaakt, wordt de ingevolge artikel E 13 niet
uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald wanneer burge
meester en wethouders de bezwaren van de ambtenaar, als bedoeld in artikel
E 9, leden 1 en 2, gegrond achten of de in artikel E 9 bedoelde conmissie
van geneeskundigen te zijnen gunste heeft beslist.
Paragraaf 3. Aanspraak op laatstelijk genoten bezoldiging of uitkering bij
ziekte van de gewezen ambtenaar
Artikel E 15
1. De gewezen ambtenaar, die wegens ziekte, ontstaan voor de datum van ingang
van zijn ontslag, nadien nog ongeschikt is een naar aard en omvang soort
gelijke betrekking te vervullen, behoudt gedurende de periode van zijn
ongeschiktheid zijn laatstelijk op grond van artikel E 11 genoten bezoldi
ging tot uiterlijk één jaar na de aanvang van zijn ongeschiktheid.
2. Indien de gewezen ambtenaar, bedoeld in lid 1, met ingang van de datum
van zijn ontslag recht heeft op invaliditeitspensioen volgens de bepalingen
van de Algemene burgerlijke pensioenwet, behoudt hij gedurende de periode
van zijn ongeschiktheid, doch tot uiterlijk twee jaar na de aanvang van
zijn ongeschiktheid, zijn bezoldiging, welke hij met toepassing van arti
kel E 11 zou genoten hebben, indien hij in dienst was gebleven.
3. Indien de gewezen ambtenaar, bedoeld in lid 1, na de aanvang van zijn
ongeschiktheid niettemin zijn betrekking nog voor ten minste 45% van de
voor hem geldende werktijd tot de datum van zijn ontslag heeft vervuld,
wardt de aanvang van zijn ongeschiktheid gesteld op de datum van zijn
ontslag.
4. Het recht op behoud van de laatstelijk genoten bezoldiging vervalt met
ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de gewezen
ambtenaar de leeftijd van. 65 jaar heeft bereikt.
5. Dit artikel vindt geen toepassing op:
a. degene die als herplaatsbaar verklaarde ambtenaar is herplaatst in
een betrekking als bedoeld in artikel K 2, tweede lid, van de Algemene
burgerlijke pensioenwet;