b.degene die op of na het tijdstip van ingang van zijn ontslag in verband met de aanvaarding van een betrekking van tenminste een gelijke omvang als die waaruit hij is ontslagen, aanspraak kan maken op loon of bezoldiging, dan wel op een uitkering krachtens de Ziektewet, of een daarmede gelijk te stellen wettelijke regeling. Artikel E 16 1. De gewezen ambtenaar, die onmiddellijk voorafgaande aan zijn ontslag ten minste twee maanden zijn betrekking heeft vervuld, en die binnen een maand na de datum van zijn ontslag wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, ontvangt gedurende zijn ongeschiktheid een uitkering ten bedrage van zijn laatstelijk genoten bezoldiging tot uiterlijk een jaar na de aanvang van zijn ongeschiktheid. 2. Indien de gewezen ambtenaar, bedoeld in lid 1, aanspraak heeft op een dadelijk ingaand invaliditeitspensioen volgens de bepalingen van de Algemene burgerlijke pensioenwet, ontvangt hij gedurende zijn ongeschikt heid een uitkering ren bedrage van zijn laatstelijk genoten bezoldiging tot uiterlijk twee jaar na de aanvang van zijn ongeschiktheid, met dien verstande dat na het verstrijken van de eerste achttien maanden de uitkering 80% van de laatstelijk genoten bezoldiging bedraagt. 3. Het recht op de uitkering vervalt met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. 4. Dit artikel vindt geen toepassing in de gevallen genoeird in artikel E 15 lid 5. Artikel E 17 Indien de gewezen ambtenaar binnen een tijdvak van dertig kalenderdagen nadat de volgens de artikelen E 15 of E 16 geregelde betaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging of uitkering in verband met zijn herstel is gestaakt, wederom wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, wordt de nieuw opgetreden ongeschiktheid als een voortzetting van de vorige beschouw! en wordt de betaling hervat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Teteringen - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 25