Voor het bepalen van het tijdstip waarop de in de artikelen E 15 en E 16
bedoelde termijnen zijn verstreken, warden perioden van ongeschiktheid
een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, welke elkaar
met een onderbreking van minder dan dertig kalenderdagen zijn opgevolgd,
samengeteld.
Artikel E 18
1. Indien de gewezen ambtenaar na afloop van de termijn waarin hij krachtens
artikel E 15 of artikel E 16 bezoldiging of een uitkering genoot, arbeids
ongeschikt is, zonder dat hij recht heeft op invaliditeitspensioen
krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet of op een uitkering krachtens
titel III van de Wet op de noodwachten, ontvangt hij, zolang die ongeschikt
heid duurt, een uitkering naar de maatstaf van de Wet op de arbeids
ongeschiktheidsverzekering
2. Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, is hij die ten gevolge van
ziekten of gebreken geheel of gedeeltelijk buiten staat is om met arbeid
te worden belast, die voor zijn krachten en bekwaamheid is berekend en die
met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem in billijkheid kan
worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst
verricht heeft of op een naburige soortgelijke plaats te verdienen hetgeen
lichamelijk en geestelijk gezonde personen, van dezelfde soort en van
soortgelijke opleiding, op zodanige plaats met arbeid gewoonlijk verdienen.
3. Het recht op uitkering naar de maatstaf van de Wet op de arbeidsongeschikt
heidsverzekering vervalt met ingang van de eerste dag van de maand, volgende
op die waarin de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt,
4. Dit artikel vindt geen toepassing op degene die op of na het tijdstip van
ingang van zijn ontslag in verband met de aanvaarding van een betrekking
van ten minste een gelijke onvang als die waaruit hij is ontslagen, aan
spraak kan maken op loon of bezoldiging, dan wel op een uitkering krachtens
de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of een daarmede
gelijk te stellen wettelijke regeling.