De Raad van de gemeente Teteringen;
gezien het voorstel van burgemeester en'wethouders dd. 7 december 1982;
gelet op de artikelen 272, letter a en 273 van de gemeentewet, alsmede
op het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen;
BESLUIT:
'vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING OP DE HEFFING VAN
ONROEREND-GOEDBELASTINGEN.
Voorwerp van de belastingen; Belastbaar feit; Belastingplicht
Artikel 1.
1Ter zake van binnen de gemeente gelegen omroerend-goed worden onder
de naam 1onroerend-goedbelastingjaarlijks geheven:
a. een directe belasting van degene, die - naar de omstandigheden beoordeeld
bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed al dan niet
krachtens een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk gebruikt;
b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belastingjaar
van een onroerend goed het genot heeft krachtens zakelijk recht.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, letter a, wordt:
a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door
het hoofd van dat huishouden;
b. gebruik door degene aan wie het gebruik van een gedeelte van een
onroerend goed is afgestaan, aangemerkt als gebruik door degene, dia
dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan;
c. ingeval van verschillende soorten feitelijk gebruik alleen het
belangrijkste gebruik in aanmerking genomen;
d. als hoofdgebruiker van verzorgingstehuizen, kloosters en alle overige
onroerende goederen, waarvan een collectief gebruik wordt gemaakt,
aangemerkt de persoon, de stichting, de vereniging, de onderneming
of instelling, die - naar de omstandigheden beoordeeld - verantwoordelijk
geacht kan worden voor dat collectief gebruik, dan wel zulk een
collectief gebruik mogelijk heeft gemaakt.