j. heffingsgrondslag hetgeen daaronder in artikel 10 wordt verstaan;
k. pensioen een pensioen, dat geheel of gedeeltelijk is opgebouwd in één of
meer betrekkingen, waaraan het deelnemerschap in de zin van deze regeling
is, dan wel kan worden ontleend;
1. wachtgeld elke periodieke uitkering uit hoofde van werkloosheid door een
gemeente of lichaam toegekend uit de betrekking, waaraan het deelnemer-
schap in de zin van deze regeling werd ontleend;
m. centraal overleg hét georganiseerd overleg, bedoeld in artikel 2, derde lid,
der gemeenschappelijke regeling betreffende de behandeling van gemeen
telijke personeelsaangelegenheden, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 22
oktober 1934, nummer 4, zoals sindsdien gewijzigd;
n. reglement het reglement, bedoeld in artikel 12;
o. dienstjaar het kalenderjaar;
p. jaar een periode van 12 aaneengesloten maanden.
2. Waar in deze regeling of in de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt
gesproken van deelnemer, echtgenoot, hij of zijn wordt daaronder mede
verstaan de vrouwelijke deelnemer, echtgenote, zij of haar.
3. Voor de toepassing van deze regeling wordt het personeel van het instituut
geacht in dienst te zijn van een gemeente."
Artikel ÏI
Artikel 3 wordt vervangen door een nieuw artikel 3, luidende:
"Deelnemer in de zin van deze regeling is:
a. de ambtenaar, die in vaste of tijdelijke dienst door of vanwege een gemeente is
aangesteld om een betrekking te bekleden, waaraan een pensioen is verbonden;
b. de ambtenaar, die de dienst van een gemeente in het genot van pensioen of
wachtgeld heeft verlaten, indien hij op de dag voorafgaande aan het ontslag
deelnemer was en aan de secretaris van het instituut schriftelijk binnen één
maand na dat. tijdstip te kennen heeft gegeven dat hij onder volledige
aanvaarding van deze regeling deelnemer wenst te blijven;
Q. de voor weduwen- of weduwnaarspensioen in aanmerking komende weduwe of
weduwnaar van de onder a en b bedoelde deelnemer, die op de dag van
overlijden van de deelnemer als gezinslid, bedoeld in artikel 9, lid 1, onder s,
kan worden aangemerkt en schriftelijk binnen drie maanden na het overlijden
aan de secretaris van het instituut te kennen geeft dat zij, resp, hij, in
aansluiting op de dag van overlijden onder volledige aanvaarding van deze
regeling deelnemer wenst te worden;