- 5 -
sluit van de heer van de Kreeke onjuist vindt en daarom een beroep op
hem doet zijn werkzaamheden als commissielid in beide commissies weer
op normale wijze te hervatten. Dat is duidelijke taal, ook voor de
heer van de Kreeke, hoopt hij. Hij zal daarbij moeten bedenken dat hij
verantwoording schuldig is aan de raad, die hem destijds benoemd heeft
tot lid van de commissie Financiën en de commissie Onderwijs, Cultuur
en Welzijn.
In zijn brief van 18 mei j.l. kondigt hij aan voorlopig de vergaderin
gen van de commissies, waarvan mevrouw Rienks-Schiedon voorzitter is,
niet meer te zullen bijwonen. Zijn vraag is: hoe rekbaar is dit woord
"voorlopig"? Zijn fractie zal hier graag een duidelijk antwoord op wil
len hebben van de heer van de Kreeke, liefst nog deze avond. Indien
hij bij zijn standpunt blijft, kan hij niet goed functioneren of hele
maal niet functioneren als lid van de beide commissies en zal de raad
zijn benoeming moeten herroepen.
Tenslotte nog dit: niet de fractie van de Partij van de Arbeid, doch de
heer van de Kreeke is aangewezen als lid van de beide commissies.
Raadslid van de Kreeke zegt: Het zal niet meevallen om gematigd, en dat
was aanvankelijk mijn voornemen, te reageren na hetgeen raadslid de
Lange en de fractie Dorpsgemeenschap meenden te moeten zeggen aan zijn
adres. Hij zal er zijn best voor doen om niet in hun stijl te verval
len. Al in de eerste termijn, zo vervolgt hij, word ik meteen aangeval
len, terwijl zij mijn mening nog niet hebben gehoord. Misschien is aan
val de beste verdediging of is de eerste klap een daalder waard. Als ik
naga, wat deze afgevaardigden naar voren durven te brengen, zonder aan
wezig te zijn geweest bij het incident, dan is dat nogal wat.
Ik zal proberen in het kort te schetsen wat er die avond gebeurd is.
Punt III b is belangrijk genoeg om daar een discussie aan te wijden.
Aan de orde is niets meer of minder dan het feit dat aan een raads-
c.q. commissielid door de voorzitter van de commissie Financiën, mevr.
Rienks-Schiedon, een wettelijk recht ontnomen is, namelijk het uitbren
gen van advies aan uw college. Dat is gebeurd tijdens de commissiever
gadering van Financiën d.d. 14 mei 1984. Terwijl ik namelijk in deze
commissie bezig was om een advies uit te brengen aan het college inzake
kapitaalverstrekking aan en de daarmee gepaard gaande verhpoging van
het onderhoudstarief van het Centraal Antennebedrijf, werd mij door
voorzitter mevr. Rienks het woord ontnomen met de woorden: "Ik ontneem
u nu het woord, het woord is aan de heer Verstegen".