- 3 -
Bij het geven van die toestemming kunnen door burgemeester en
wethouders voorwaarden worden gesteld;
15. De raad heeft de bevoegdheid het erpachtsrecht te beëindigen:
a. bij niet - of niet volledige nakcming van een of meer
bepalingen van dit besluit;
b. indien de exploitatie of het gébruik van de onder sub 7
bedoelde opstallen naar het oordeel van de raad in strijd is met
de openbare orde of de goede zeden;
c. indien een hypotheekhouder of beslaglegger, die tot uitoefening
van de hem toekomende rechten overgaat, daarbij niet aan de
koper ter nakcming oplegt de verplichtingen, welke krachtens
dit besluit op de erfpachter rusten;
d. indien de erfpachter in staat van faillissement wordt verklaard.
16. Voordat een besluit tot beëindiging van het erfpachtsrecht op
een sub 15 genoemde grond wordt gencmen, wordt de erfpachter in de
gelegenheid gesteld cm de oorzaak van het voornemen tot beëindiging
van het erfpachtsrecht binnen een door burgemeester en wethouders
te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden weg te nemen;
17. in het door de raad vast te stellen besluit tot beëindiging van
het erfpachtsrecht wordt de dag bepaald, waarop de beëindiging
zal ingaan en het perceel met opstallen en de overigens aange
brachte voorzieningen ter vrije beschikking van de gemeente
moet zijn gesteld; het vastgestelde besluit wordt binnen acht
dagen na dagtekening ter kennis van de erfpachter gebracht;
de gestichte opstallen en overigens aangebrachte voorzieningen
worden alsdan eigendom van de gemeente, zonder dat de erfpachter
enige vergoeding van waarde kan vorderen; de gemeente is bevoegd
van de in deze bepaling bedoelde beëindiging te doen blijken
in de openbare registers, onder verwijzing naar het vastgestelde
raadsbesluit en de aan erfpachter gedane kennisgeving.
18. De gemeente verkrijgt na afloop van het sub 1 genoemde tijdvak
de volle en vrije eigendom van de grond en de zich daarop
bevindende opstallen en overigens getroffen voorzieningen
zonder dat de erfpachter enigerlei vergoeding van de waarde
kan vorderen;