dat aan de eis dat er niet meer dan 200 liter in de aanvoerleiding
aanwezig is (richtlijn van de Inspecteur Volksgezondheid)
eveneens kan worden voldaan;
dat de afstand van een te plaatsen afleverzuil tot de onringende
bebouwing ruimschoots aan de wettelijke normen voldoet;
dat de aanvoer van L.P.G. niet of nauwelijks door de bebouwde kon
van de gemeente geschiedt;
dat, gezien de toename van het L.P.G.-verbruik en de afname van het
benzineverbruik, het alleen mogelijk is met een conbinatie van beide
in een redelijk bestaan te voorzien;
dat zulks altijd in zijn voornemen heeft gelegen, maar dat het ter
inzage gelegde ontwerp-bestemmingsplan dit thans onmogelijk maakt;
dat reklamant verzoekt de gebruiksvoorschriften behorende bij de
bestemming "garagebedrijf" onder artikel 7, C 2, zodanig te wijzigen
dat verkoop van L.P.G. mogelijk is en het betreffende verbod te be
perken tot "opslag van L.P.G.";
overwegende dienaangaande, dat het plaatsen van een afleverzuil voor
de verkoop van L.P.G. motorbrandstof ter plaatse uit stedebouwkundig
ruimtelijk oogpunt bezien inpasbaar is;
dat door andere daartoe bevoegde instanties zal moeten worden bezien
of een te plaatsen L.P.G.-installatie op zich aan te stellen veilig
heidseisen voldoet;
dat het cm die reden aanvaardbaar is in artikel 7, C onder 2 de
woorden "en verkoop" te schrappen;
dat door het schrappen van deze woorden aan het bezwaarschrift van
reklamant wordt tegemoetgekomen;
dat het wenselijk is aan een perceel grond direct ten zuiden van het
geneentehuiswelk perceel eigendom is van de gemeente, eveneens de
bestemming van openbare en bijzondere doeleinden toe te kennen;
dat op de plankaart het betreffende gebied rood omlijnd is aange
geven;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 augus
tus 1984;
gelet op het bepaalde in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening;