-7-
tot benoeming van een commissie van onderzoek en wijst daartoe de leden
van Beek, Collette en van de Kreeke aan.
Hij schorst hierna de vergadering.
Na heropening van de vergadering verleent hij het woord aan raadslid van
de Kreeke. Deze zegt, dat de commissie de geloofsbrief heeft onderzocht
en accoord bevonden. Zij adviseert tot toelating van de heer Haveman als
lid van de gemeenteraad.
Daartoe wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming besloten.
6. Mededelingen vanuit het Stadsgewest Breda.
De voorzitter zegt dat het hier een nieuw agendapunt betreft. Het colle
ge is van mening dat het Stadsgewest wat duidelijker onder de aandacht
van de raad gebracht mag worden. Hij deelt voorts mede, dat de gewest
raad op 5 oktober a.s. in vergadering bijeen zal komen.
Raadslid van Beek zegt het een goed initiatief van het college te
vinden. Hij zou het mede ten behoeve van de abonnementhouders op prijs
stellen zo mogelijk de te behandelen stukken van het Stadsgewest in de
raadsagenda op te nemen.
Raadslid van de Kreeke sluit zich bij de woorden van de vorige spreker
aan. Hij voegt hier nog aan toe dat, als de mededeling van het Stadsge
west ten gemeentehuize ontvangen op 20 augustus jl. in de vergadering
van 30 augustus jl. gebracht was, de raadsleden wellicht opmerkingen
hadden kunnen maken met betrekking tot de busverbindingen.
De voorzitter zegt dat de suggestie van raadslid van Beek in overweging
genomen zal worden. Met de opmerking van raadslid van de Kreeke zal in
de toekomst rekening worden gehouden.
Hierna worden de mededelingen vanuit het Stadsgewest Breda voor kennis
geving aangenomen.
7 Rapportage inzake de meerjarenbegroting 1984-1988.
Raadslid Collette zegt, dat de resultaten een stuk gunstiger zijn dan
aanvankelijk werd gedacht. Voorzichtigheid, zo heeft hij al meer gezegd,
is de moeder van de porseleinen fles. Toch kan hij zich niet aan de in
druk onttrekken dat men iets te voorzichtig is geweest met die voorzich
tigheid. Overigens een woord van lof aan de opstellers van deze meerja
renbegroting. In zijn beschouwingen namens de fractie van het C.D.A. bij
het vaststellen van de begroting 1984 heeft hij de principiële vraag ge
steld of en in hoeverre lastenverzwaring, waarvoor de gemeente zich ge
steld ziet in zijn volle omvang doorberekend moet worden aan de burger.