De voorzitter zegt, dat het voor alle partijen een vervelende zaak is.
Er is steeds naar oplossingen gestreefd. Vooralsnog wordt aangenomen,
dat de oplossing nü gevonden is.
Het is niet bewezen, zo zegt hij tot raadslid Haveman, dat zich iedere
keer andere problemen voordoen. Voor het in te stellen onderzoek ver
wijst spreker naar het antwoord van het college op de brief van de heer
Van Gils. Blijkt deze oplossing niet afdoende te zijn, dan zullen er in
derdaad rigoureuze maatregelen genomen worden.
Het college vraagt van de bewoners de huren, zoals die door het Rijks
beleid vastgesteld zijn. Het college is in de bepaling van de hoogte van
de huur niet vrij. Bewoners kunnen zich tot de Huurcommissie wenden. De
uitspraak van die Commissie is voor het college bindend. Dat veroorzaakt
huurverschillen, maar die zijn er van het begin af aan ook geweest.
Wethouder Vossenaar-Blokdijk zegt nogmaals dat, als deze oplossing niet
effectief blijkt te zijn, het college de raad zal voorstellen te beslui
ten tot het treffen van rigoureuze maatregelen.
Raadslid Van de Kreeke vraagt of ieder raadslid de brochure als bedoeld
sub III g zal mogen ontvangen.
De voorzitter zal er voor zorgen, dat iedere raadsfractie deze brochure
alsnog ontvangt.
Hierna worden de ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen met uit
zondering van die sub III d en e, die ter afdoening in handen van burge
meester en wethouders gesteld worden.
Mededelingen van burgemeester en wethouders
De mededelingen worden voor kennisgeving aangenomen.
Informatie vanuit het Stadsgewest Breda
Raadslid Van de Kreeke vraagt naar aanleiding van agendapunt 13 van de
stadsgewestraadsvergadering van 21 maart a.s., waarin als prioriteit
nr.2 is opgenomen de aanleg van 2,6 km tweezijdige fietspaden langs de
Bredaseweg/Oosterhoutseweg en 0,7 km tweezijdig fietspad langs de Breda-
seweg, wat de bedoeling van deze toewijzing is, wat in dezen de taak van
de gemeente is en wie dit betaalt.
Naar aanleiding van agendapunt 13: beleidsplan volkshuisvesting 1986
merkt hij op, dat met betrekking tot de kwantitatieve kant van de wo
ningmarkt de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende groeiklas-
sen en de centrale stad vastgelegd zijn. Voor leteringen, zo heeft hij
geconstateerd, is dat 1,7%. Wat moet hij zich daarbij voorstellen? Wordt
een dergelijk belangrijk beleidsplan nu of later in een commissie van
advies besproken?