Voorstel omtrent taken en samenstelling van de Commissies ex artikel 61
en 62 van de gemeentewet
Raadslid Haveman zegt, dat bij de algemene beschouwingen zijn fractie al
aangedrongen heeft op het samenvoegen van de commissies O.C.W. en Sport
en Recreatie. Zijn fractie stemt in met dit voorstel omdat de werkzaam
heid en de slagvaardigheid hierdoor vergroot zou kunnen worden. Zij
heeft ook geen bezwaar tegen opheffing van het college voor de verlening
van bijstand, omdat de werkzaamheden de laatste tijd minder geworden
zijn. Het college van burgemeester en wethouders kan dat zelf wel aan.
Kan als vervanger van een commissielid alleen optreden een raadslid,
niet zijnde lid van het college van burgemeester en wethouders? De keuze
wordt dan wel erg beperkt.
Raadslid Van de Kreeke begrijpt het argument om niet-raadsleden geen
deel meer te laten uitmaken van de commissies niet. Wanneer hij immers
een raadslid aanspreekt op datgene, wat hij in een commissievergadering
gezegd heeft, krijgt hij steeds te horen: toen sprak ik op persoonlijke
titel; daar heeft mijn politieke binding totaal niets mee te maken. Door
het weren van niet-raadsleden uit de commissies worden de kleine frac
ties gedupeerd, want die kunnen maar in een enkele commissie zitting
nemen en niet in diverse, zoals eigenlijk zou moeten. Hij stelt daarom
voor om, indien zulks nodig zou zijn, hen, die op een kiezerslijst voor
komen, ook lid te laten zijn van een commissie. Daarmee wordt de kleine
fracties een dienst bewezen. In een commissie Financiën behoren alleen
financiële zaken besproken te worden, derhalve geen zaken, die in een
algemene commissie thuishoren. Hij dringt er met klem op aan, een afzon
derlijke commissie Financiën te laten bestaan om te voorkomen, dat de
leden van de commissie ook inhoudelijk moeten overleggen over algemene
zaken. Het is ook een nadeel, dat bij een dergelijke commissie wel drie
ambtenaren aanwezig zouden moeten zijn. Spreker pleit voor een aparte
commissie Algemene Zaken. Die commissie zal niet zo vaak bijeen behoeven
te komen, maar wel een commssie met een specifieke problematiek. Met een
nieuwe commissie O.W.M., een uitstekende zaak, gaat hij akkoord.
Het feit, dat het college van bijstand te weinig vergadert, is natuur
lijk geen reden tot opheffing. Hoe komt het eigenlijk, dat dit college
zo weinig vergadert en komt wel alles, wat door dit college behandeld
moet worden, in zijn vergaderingen terecht? Het gaat hier om een belang
rijk college. Hij stelt daarom voor niet tot opheffing over te gaan, te
meer omdat vandaag in de krant te lezen is, dat staatssecretaris De
Graaf voornemens is om bij misbruik van sociale wetten de bewijslast om