van Nederlandse Gemeenten;".
2. De tekst van artikel A 7, lid 2, sub c, wordt gewijzigd in:
"de afdelingen van de organisaties bedoeld onder b;"
Artikel 4
1. In artikel C 3, vijfde lid wordt "het 1/173 gedeelte" vervangen door:
"het 1/165 gedeelte".
2. Artikel C 3, achtste en negende lid, worden vernummerd tot negende en
tiende lid. Tussengevoegd wordt een nieuw achtste lid, luidende:
"Overwerk verricht in roostervrije tijd, als bedoeld in artikel D 1,
achtste lid, wordt, zonodig in afwijking van het bepaalde in lid 6,
vergoed met roostervrije tijd. Kan, naar het oordeel van het hoofd
van dienst, geen andere roostervrije tijd worden toegewezen, dan
vindt vergoeding plaats naar het 1/165 deel van het - zonodig naar
een volledige betrekking herberekende - salaris per maand voor elk in
roostervrije tijd gewerkt uur."
3. In artikel C 3, tiende lid wordt "het 1/173 gedeelte" vervangen door:
"het 1/165 gedeelte".
Artikel 5
1. Artikel D 1, tweede lid, wordt gewijzigd en gelezen als volgt:
"Bij de regeling van de werktijd wordt in acht genomen:
a. dat de arbeidsduur gemiddeld over een jaar berekend ten hoogste
38 uren per week en in de regel ten hoogste 152 uren in vier ach
tereenvolgende weken bedraagt;
b. dat geen arbeid wordt verricht op zaterdagen en zondagen, tenzij
afwijking van deze regel in het belang van de dienst noodzakelijk
is;
c. dat de werktijd behoorlijk door rusttijd wordt onderbroken".
2. Aan artikel D 1 wordt toegevoegd een achtste lid, luidend als volgt:
"Onder roostervrije tijd wordt verstaan de in het kader van de rege
ling van de werktijd door burgemeester en wethouders aangewezen
werkdagen of delen daarvan, waarop door de ambtenaar, in beginsel,
geen arbeid behoeft te worden verricht".
Artikel 6
Artikel D 3, vierde lid, wordt gewijzigd en gelezen als volgt: