- 22 -
he locaties A en B dienen af te vallen. Bebouwing zou immers leiden tot
een onaanvaardbare verkleining van de buffer tussen Breda en onze gemeen
te. Bovendien zullen de milieu-technische problemen(verkeerslawaai1
inherent aan locatie A, niet eenvoudig op te lossen ziin of zullen leiden
tot "en aanzienli ike beperking van de effectieve omvang van deze locatie.
Cultuurhistorisch gezien is er ten aanzien van locat ie C_ sprake van het
enige noo bestaande raakvlak tussen de oude kern van de gemeente en
het buitengebied. Landschappelijk gaat het hier om een grootschalig oud
akkerlandschapwaarin zich monumentale boerderijen en corridors
bevinden. Di.t uiterst waardevol gebied willen wij, zolang er een of meer
andere mogelijkheden voor woningbouw zijn, niet teloor doen gaan. Boven
dien legt het landschap hier zodanige beperkingen op aan de omvang van
een bebouwingsvlakdat - al dan niet op termijn - aanwijzing van een
tweede locatie in het verschiet zou liggen.
Locatie D, gelegen ten noorden van de Mortelweg, is voor agrarische
doeleinden in gebruik. In principe is deze locatie geschikt voor woning
bouw, mede gezien de betrokkenheid op de voorzieningen in de oude kern.
Ten aanzien van het stedebouwkundig aspect merken wij op, dat een uit
breiding van de gemeente in deze richting het van oudsher enigszins lang
gerekte ontwikkelingspatroon zou benadrukken, maar dat er een te zwakke
ruimtelijke relatie zou ontstaan met de thans aanwezige bebouwing. Dit
gebied is stedebouwkundig dan ook slechts aanvaardbaar, indien ook loca
tie C als bouwplaats zou worden aangewezen met daarbij nadrukkelijk de
aantekening, dat dan eerst laatstgenoemde locatie in uitvoering genomen
zou moeten worden en pas daarna locatie D. Een en ander zou een bijzonder
oneconomisch beslag op de ruimten in het buitengebied leggen.
Deze locatie kan naar onze overtuiging dan ook niet voor bebouwing in
aanmerking komen.
Locatie E. In de notitie keuze bouwlocatie van onze stedebouwkundige komt
deze locatie als de meest wenselijke naar voren. Wij deelden deze mening
en na bestudering van alle ingekomen reacties delen wij die nog. Uit de
notitie willen wij het volgende citeren: "Naar verwachting levert de be-
bouwbaarheid van de grond geen onoverkomelijke problemen op. Vanwege de
uitlaging zal het grootste gedeelte van het terrein moeten worden opge
hoogd, ook vanwege de aansluiting op het bestaande woongebied is dit
nodig. Uit de cunets voor wegen en sleuven voor riolering komt een
gedeelte van de voor ophoging benodigde grond beschikbaar15 a TO cm)."
Deze verwachting stoelde op gegevens, verstrekt door het Ingenieursbureau
van Kleef B.V. te VughtTer concretisering van die gegevens hebben wij
naar aanleiding van opmerkingen in de commissie Ruimtelijke Ordening en
Volkshuisvesting dd2 februari 1987 door dit bureau een "geschiktheids-
onderzoek bouwlocatie E" laten instellen. Dit rapport dd maart 1937 heb
ben wij voor u ter inzage gelegd. Hieruit blijkt, dat de extra kosten,
die gemaakt moeten worden om het terrein voor woonbestemming geschikt te
maken, geraamd moeten worden op in totaal f 18^.000,incl BTW, ofwel
bij een gebiedsomvang van L0 HA: f 1,80 per m Deze kosten kunnen een
aanwijzing van gebied E tot bouwlocatie niet in de weg staan.
Ofschoon reeds meermalen betoogd vestigen wij er nogmaals uw aandacht op,
dat de kosten van verplaatsing van het in dit gebied aanwezige transport
bedrijf niet ten laste van de exploitatie van het bestemmingsplan behoren