-14-
dedigt namelijk zijn beleid op pagina 1 van het voorstel, en dat is zeer ma
ger. Of het college is tevreden over zichzelf of het beleid kan op een half
a-viertje worden verwoord. Spreker is er bang voor dat dit laatste het geval
is. Immers, de aanleiding en de noodzaak tot de keuze van een nieuwe bouwlo
catie is verwoord in de "notitie keuze bouwlocatie". Doch deze notitie is ge
maakt door een architectenbueau en deze notitie heeft het college voor een
deel naast zich neergelegd. Een voorbeeld daarvan. Het architectenbureau zegt
bijv. ten aanzien van locatie D: "de verkeersontsluiting is geen probleem; de
eigendomssituatie is weinig gecompliceerd; een locatie van 10 hectare: prima;
geen problemen ten aanzien van de bebouwbaarheid van de grond". Allemaal gun
stige voorwaarden voor locatie D. Maar het college zegt: "er is een te zwakke
ruimtelijke relatie met de thans aanwezige bebouwing". Daarover praat het ar
chitectenbureau helemaal niet. "Dit gebied is slechts aanvaardbaar als ook
gebied C wordt aangewezen" en tenslotte: "deze locatie kan niet voor bebou
wing in aanmerking komen". Het architectenbureau zegt wel, dat een combinatie
van D met C beter zou zijn, omdat anders een langgerekt dorp zou ontstaan.
Kortom, de positieve punten om voor D te kiezen en geadviseerd door het Ar
chitectenbureau, worden door het college niet weerlegd. Het college verdedigt
zijn beleid door negatieve punten extra te benadrukken. Verder heeft zijn
fractie kritiek op de wijze, waarop het college een en ander aan de raadsle
den kenbaar gemaakt heeft. Spreker denkt daarbij met name aan het bijeenroe
pen van de commissie R.O. en V. op 23 september 1986, waarin het college
niets mededeelde, doch alleen luisterde. Dat was raar en niet acceptabel. Hij
denkt voorts aan de lange tijd, die het college nodig had om simpele vragen,
door de leden van die commissie gesteld, te beantwoorden. Het college kwam
pas behoorlijk op gang toen het een discussienota maakte naar aanleiding van
o.a. de nota "Bouwen aan Teteringen" van de Partij van de Arbeid. Die nota is
gemaakt omdat zijn partij van mening was, dat het college in gebreke bleef
ten aanzien van de relevante informatie aan de raadsleden en aan andere be
trokkenen. Alles overziend krijgt het beleid van het college ten aanzien van
de keuze van een nieuwe bouwlocatie van zijn fractie een onvoldoende.
Het volgende punt van kritiek is het optreden van de heer van der Sterren, de
stedebouwkundige, tijdens de vergadering van de commissie R.O. en V. van 2 fe
bruari j.l. De heer van der Sterren zei toen: (citaat uit de notulen). Voorts
zegt hij (de heer van der Sterren): het zou zo kunnen zijn als wij het hebben
over woningen langs de Oosterhoutseweg, die min of meer als een geluidsscherm
gaan dienen, dat dit sociale woningbouw is. Dat hoeft niet per se zo te zijn.
Gezien de functie van die bebouwing moet het wel een gesloten bebouwing zijn.
Geopteerd wordt voor een zo direct mogelijke bebouwing aan de Oosterhoutse-