-6-
te spreken. Alleen de heer van Geffen heeft inhoudelijke bezwaren tegen
het voorstel. Het bedrijf zal moeten voldoen aan vrij strenge bepalingen,
voortvloeiend uit de Hinderwet. Daar is het bedrijf genoegzaam van op de
hoogte. In het kader van die wet kan niet gesproken worden van een ruim
telijk motief. Het bedrijf, zo zegt de heer van Geffen, zou ergens anders
gevestigd moeten zijn. Maar dat is nu eenmaal niet zo. Er is, zo zegt hij
vervolgens, in al die tijd niets veranderd. Dat is zij helemaal niet met
hem eens. Er zijn wel degelijk een heleboel dingen veranderd. En dat nu
was met name in de commissievergadering onderwerp van gesprek. Zowel lan
delijk als provinciaal is er nog al wat veranderd. De opvattingen inzake
de economische bedrijvigheid zijn drastisch gewijzigd. De gemeenschap kan
het zich heden ten dage niet meer permitteren om zo royaal met de ruimte
om te gaan zoals dat in het verleden gebeurde. De zone, waarin het be
drijf gelegen is, is een geledingszone, waarin dergelijke functies mo
gelijk zijn. De uitbreiding spoort volledig met het Streekplan. De buffer
wordt niet aangetast. In ruimtelijke zin is er geen argument te bedenken
om de gevraagde uitbreiding niet toe te staan. Er vindt steeds opnieuw
een afweging van belangen plaats en een dergelijke afweging kan in de
loop van de tijd uiteraard aan een verandering van opvattingen onderhevig
zijn. Een bedrijf van een bepaalde omvang mag twee bedrijfswoningen heb
ben. Het is dan aan het bedrijf om te bezien, wat de economisch beste
plaats voor de tweede bedrijfswoning is. Van de heer de Lange heeft zij
begrepen, dat hij niets tegen het voorstel heeft. Het komt wat wonderlijk
over om de heer Prince, die heel uitdrukkelijk in de commissievergadering
een positief advies uitbracht, nu te horen zeggen, dat hij er niet zo
goed over heeft nagedacht. Dat de heer Prince optrad als vervanger voor
een ander raadslid, mag nauwelijks een excuus zijn in dit soort fora.
Raadslid Prince merkt op, dat hij ook gezegd heeft, deze vervanging niet
als excuus te willen gebruiken.
Wethouder Vossenaar-Blokdijk vindt het jammer, dat het advies van de heer
Prince kennelijk waardeloos was. Op het betoog van raadslid Valk heeft
zij al gereageerd.
Raadslid Valk zou toch graag van de wethouder horen, waarom zij dan heeft
nagelaten advies te vragen over het bezwaarschrift.
Wethouder Vossenaar-Blokdijk zegt dat zij het bezwaarschrift eerst kort
te voren gelezen had. Het is bij haar niet opgekomen ook daarover nog ad
vies te vragen. Maar zij mag toch aannemen, dat iemand, als hij of zij
daar behoefte aan heeft, daar om vraagt. Er liggen tien dagen tussen de
commissievergadering en deze vergadering. In die periode is er toch volop
gelegenheid om zich op de hoogte te stellen van de inhoud van stukken.
Zulk soort zaken kan maar moeilijk als argument gebruikt worden om een
beslissing voor zich uit te schuiven.
Raadslid Valk blijft van oordeel, dat zo'n bezwaarschrift in de com
missievergadering behandeld behoort te worden.
Wethouder Vossenaar-Blokdijk betoogt, dat zo'n bezwaarschrift in een com
missievergadering behandeld wordt, wanneer het vóór die vergadering ont
vangen is èn behandelbaar is.
Raadslid Valk herinnert er aan, dat het bezwaarschrift op 21 augustus ten
gemeentehuize ontvangen is.
Wethouder Vossenaar-Blokdijk zegt, dat het bezwaarschrift op 24 augustus
nog niet ambtelijk behandeld en van een advies voorzien was. De inhoud
van het bezwaarschrift heeft zij ter kennis van de commissie gebracht.
Raadslid Valk merkt op, dat hij dan wel zou kunnen zeggen, dat het be
zwaarschrift de commissie onthouden is. Hij beticht de wethouder daar wel
niet van, maar als het bezwaarschrift op 21 augustus ontvangen is, dan
had er op 24 augustus toch wel een copie aan de commissieleden verstrekt
kunnen worden. Daar gaat het hem om.
De voorzitter zegt, dat het nimmer gebruik geweest is, dat bezwaarschrif
ten in copie aan commissieleden verstrekt werden. Er is een keer een hon-