Artikel 6 Belastingtarieven
1. Voor elke volle f 3.000,van de waarde in het economische verkeer
bedraagt
a. de gebruikersbelasting f 2,18;
b. de zakelijk-gerechtigdenbelasting f 2,81.
2. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden
afgerond op gehele guldens
3. Belastingaanslagen van minder dan f 20,worden niet opgelegd. Voor
de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aan
slagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belasting
aanslag
Artikel 7 Vrijstellingen
1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid worden de belastingen niet
geheven ter zake van:
a. gebouwde eigendommen, met inbegrip van de ondergrond en van hun ge
bouwde en ongebouwde aanhorighedenwelke in hoofdzaak zi jn bestemd
voor de openbare eredienst of voor openbare bijeeenkomsten van ge
nootschappen op geestelijke grondslag - andere dan kerkgenootschap
pen - die rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zijn, voor
het gezamenlijk beleven van en zich bezinnen op de aan die genoot
schappen ten grondslag liggende levensovertuiging;
b. ongebouwde eigendommen welke deel uitmaken van de op de voet van de
Natuurschoonwet 1928 (Stb. 63) aangewezen landgoederen, met uitzon
dering van aanhorigheden van gebouwde eigendommen;
c. natuurterreinen, waaronder begrepen duinen, heidevelden, zandver
stuivingen, moerassen en plassen, welke door rechtspersonen met
volledige rechtsbevoegdheid, die zich uitsluitend of nagenoeg uit
sluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, worden
beheerd
d. openbare land-en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per
rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
e. waterverdedigings-en waterbeheersingswerken die worden beheerd door
organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtsper
sonen
f. onroerende goederen die zijn bestemd voor de zuivering van riool-en
ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen
of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;
g. een gebouwd eigendom voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit
ten behoeve van de land-of bosbouw bedrijfsmatig geexploiteerde
cultuurgrond
h. onroerende goederen, die feitelijk worden gebruikt als pastorie of
kosterswoning, indien het genot krachtens zakelijk recht daarvan
toekomt aan een kerkgenootschap of ander genootschap als in onder
deel a bedoeld;
i. onroerende goederen, die in hoofdzaak worden gebruikt voor de pu
blieke dienst van de gemeente;
j. straatmeubilairwaaronder worden begrepen alle zodanige gebouwde
eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten ge
rieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer
of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten,
verkeersinstallatiesstandbeelden, monumenten, fonteinen, banken,
abri's, hekken en palen;