k. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer
zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens zakelijk
recht
1.begraafplaatsenurnentuinen en crematoria met hun gebouwde en
ongebouwde aanhorigheden
2.De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdelen
a en 1,bedoelde gebouwde eigendommen met hun aanhorigheden en
gedeelten van zodanige eigendommen, voor zover die eigendommen die
nen als woning, alsmede met betrekking tot de in onderdeel h van
dat lid bedoelde eigendommen, geldt niet voor de gebruikersbelas
ting. Evenmin geldt de vrijstelling met betrekking tot de in onder
deel i van het eerste lid bedoelde onroerende goederen voor de
zakelijk-gerechtigdenbelasting voor zover de gemeente daarvan niet
het genot heeft krachtens zakelijk recht.
Artikel 8 Wijze van belastingheffing
De belastingen worden geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer gemeenteambtenaren
aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering
van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing van de
belastingen
Artikel 10 Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen, als bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen jegens burgemeester en wethouders,
gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen
ambtenaren der gemeentelijke belastingen.
Artikel li Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1988.
Met ingang van dat belastingjaar vervalt de verordening op de
heffing van onroerend-goedbelastingen van 16 december 1982
goedgekeurd bij Koninklijk besluit dd23 maart 1983 nr. 4 sedert
dien gewijzigd, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op
de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.
2. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening onroerend-
goedbelastingen 1988.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 1987.
voorzitter