-11-
samenwoning moet voorkomen worden. Als het college, gehoord de ambte
lijke adviezen, van mening is, dat een dergelijke regelgeving, om een
oneigenlijk gebruik te voorkomen, nodig is dan kan zijn fractie daar
achter staan. Met een puntensysteem alleen is dat vrijwel niet te on
dervangen. Overigens blijkt het een moeilijke aangelegenheid.
Raadslid van de Kreeke merkt op, dat de heer Prince suggereert, dat
deze regelgeving tot stand gekomen is op advies van ambtenaren. Dat
heeft hij toch goed gehoord?
Raadslid Prince zegt, dat hij dit inderdaad aangenomen heeft.
Raadslid van de Kreeke verzoekt de voorzitter, daarop nader in te gaan.
De voorzitter zegt in zijn antwoord, dat het betrachten van soepelheid
inderdaad zou kunnen leiden tot een zekere willekeur. Artikel 5 zal het
college dan ook pas toepassen na rijp beraad en ampele overwegingen.
Daarbij zal een tweede graads verhouding ook een rol kunnen spelen. Een
zekere mate van hulpbehoevendheid zal daarbij zeker in het geding zijn.
Maar het amendement van de fractie van de PvdA gaat hem daarbij te ver
en hij ontraadt derhalve aanvaarding daarvan. De pleidooien van de
raadsleden de Lange, Joosen en Prince kunnen voor kennisgeving aangeno
men worden. Uiteraard wordt het college geadviseerd door zijn ambtena
ren. Maar als eenmaal de beslissing genomen is, staat het college voor
het voorstel, dat aan de raad wordt aangeboden.
Raadslid van de Kreeke zegt, dat hij hierover een vraag gesteld heeft,
omdat het hier om een principiële zaak gaat. En dat is op de eerste
plaats een aangelegenheid van het college zelf.
De voorzitter zegt hierop, dat hij in deze geest dan ook geantwoord
heeft. De heer van de Kreeke heeft herhaaldelijk gesproken over discri
minatie en over het feit, dat er gehuwd moet worden. Maar dat laatste
hoeft helemaal niet. Men moet een zodanig samenlevingsverband aangaan,
dat de grootst mogelijke garantie biedt voor duurzaamheid. Dat houdt
geen 100% garantie in, maar wel de grootst mogelijke. Het college heeft
voor deze formulering gekozen omdat het daarin meer duurzaamheid ziet.
Dat houdt dan ook geen discriminatie in. Het is niet juist om overal,
waar onderscheid gemaakt wordt, van discriminatie te spreken. Voor deze
formulering heeft het college dan ook gekozen. Een van de elementen,
die hieraan ten grondslag gelegen hebben, is het voorkomen van fraude.
Raadslid van de Kreeke vindt, dat het hier gaat om een principiële
zaak. De voorzitter heeft dat ook toegegeven. Het college wil wat meer
zekerheid inbouwen, zo is in de commissievergadering gezegd. Hij heeft
toen gevraagd, of meer zekerheid gesteld wordt voor handhaving van een
principe. De commissievoorzitter heeft toen letterlijk gezegd, dat ook