- 8 -
6. Binnen veertien dagen na de voorlopige vaststelling wordt de reke
ning met de daarbij behorende bescheiden aan gedeputeerde staten
ter vaststelling en aan de besturen van de deelnemende gemeenten
ter kennisgeving aangeboden.
7. Het besluit van gedeputeerde staten tot vaststelling van de reke
ning strekt, voorzover het daarin goedgekeurde bedragen betreft,
aan de direkteur en aan het dagelijks bestuur tot decharge, be
houdens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of
andere onregelmatigheden.
8. Van het besluit van gedeputeerde staten tot vaststelling van de
rekening geeft het dagelijks bestuur binnen een maand na ontvangst
kennis aan het bestuur van de deelnemende gemeenten, zonodig onder
opgave van het aandeel in de winst, bedoeld in artikel 27, lid 3
of van de bijdrage in het verlies, bedoeld in artikel 28, lid 1.
Arti'kp.l 26
1. Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boek
houding zijn de artikelen 265 bis tot en met 265 sexies van de
gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
2. Ter voorkoming van geldelijk nadeel, ontstaan door verduistering,
diefstal of verlies van gelden en geldswaarden, treedt het fonds
toe tot het Fraude-Risico-Onderlinge van Gemeenten (FOG) te
1s-Gravenhage.
Exploitatiesaldo
Artikel 27
1. Het gevormde batig saldo wordt gestort in een reservefonds.
2. Het reservefonds strekt tot dekking van geleden exploitatieverlie
zen.
3. Zodra en zolang het reservefonds vijf ten honderd van de uitstaan
de hypothecaire leningen en woonwagenleningen bedraagt wordt het
batig saldo niet meer in het reservefonds gestort, maar wordt het
over de deelnemende gemeenten verdeeld naar de stand van de onaf-
geloste hypothecaire leningen en woonwagenleningen op de laatste
dag van het boekjaar waarop de uitkering betrekking heeft.
4. Indien de reserve het in het vorige lid gestelde maximum over
schrijdt als gevolg van een daling van het bedrag van de hypothe
caire leningen en woonwagenleningen, dan behoeft de reserve niet
met het bedrag van de overschrijding te worden verminderd.
5. In aanvulling op hetgeen in lid 3 is bepaald kan het algemeen
bestuur besluiten dat het batig saldo aan de deelnemende gemeenten
wordt uitgekeerd, in de verhouding als in lid 3 is aangegeven, ook
indien het saldo van het reservefonds minder bedraagt dan vijf
ten honderd van de uitstaande hypothecaire leningen en woonwagen
leningen, echter uitsluitend nadat:
a. de rente, verkregen over het saldo van het reservefonds, aan dit
fonds is toegevoegd en
b. vijftig ten honderd van het overblijvende batig saldo aan het
reservefonds wordt toegevoegd.