GEMEENTE TETERINGEN
-31-
Raadsvergadering 25 januari 1990
Agendanr. 6.
Voorstel inzake te volgen werkwijze toepassing artikel 19, derde lid, van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening
Teteringen, 9 januari 1990
Aan de raad,
Ingevolge artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (W.R.O.) kunnen bur
gemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan,
indien een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening van
een bestemmingsplan ter inzage is gelegd mits vooraf van Gedeputeerde Sta
ten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling
geen bezwaar hebben.
De gemeenteraad kan deze vrijstellingsbevoegdheid in bepaalde gevallen naar
zich toetrekken. Artikel 19, lid 3 van de W.R.O. bepaalt namelijk dat, zolang
de hiervoor bedoelde herziening van het bestemmingsplan nog niet is vastgesteld,
de gemeenteraad omtrent het verlenen van vrijstelling beslist, indien tenmin
ste één-vijfde van zijn leden daartoe binnen één maand nadat een verzoek om
vrijstelling is ingediend, de wens te kennen geeft. Met het oog daarop dienen
burgemeester en wethouders de gemeenteraad onverwijld van elk verzoek om vrij
stelling in kennis te stellen. De bedoeling van de wetgever hierbij is, dat de
raad ook vóór het moment van vaststelling van een bestemmingsplanherziening de
belangrijke planologische beslissingen aan zich kan voorbehouden en later bij
een bestemmingsplan-herziening niet voor voldongen feiten komt te staan. Van
daar dat de raad alleen in kennis behoeft te worden gesteld van een verzoek om
een artikel 19-vrijstellingindien er een voorbereidingsbesluit geldt of een
bestemmingsplan-herziening ter inzage is gelegd en nog niet is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders of, indien de raad de vrijstellingsbevoegdheid naar
zich toetrekt, de raad dienen zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen
twee maanden na ontvangst van een verzoek om vrijstelling te beslissen of een
procedure wordt opgestart. Deze procedure is opgenomen in artikel 19a van de
W.R.O.
Werkwijze
In verband met het bovenstaande hebben wij ons beraden over een duidelijke en
goed werkbare werkwijze tot afhandeling van die verzoeken om vrijstelling als
bedoeld in artikel 19 van de W.R.O., waarvan de raad in kennis dient te worden
gesteld en waarbij de raad de beslissingsbevoegdheid naar zich toe kan trekken.
Wij denken daarbij aan het volgende.
De raad wordt onmiddellijk van elk verzoek om vrijstelling in kennis gesteld
dat betrekking heeft op een perceel waarop een voorbereidingsbesluit van
kracht is. Dit geschiedt door middel van een aan uw leden gerichte kennisge
ving, waarvan u het model bij de raadsstukken aantreft.
Daarbij wordt u gedurende één maand in de gelegenheid gesteld om bij ons colle
ge schriftelijk de wens te kennen te geven dat u de verlening van vrijstelling
als bedoeld in artikel 19, lid 1 van de W.R.O. naar u toe wilt trekken.