Artikel 10
1. De commissie wordt tijdig, in de regel 14 dagen van tevoren, ter vergade
ring opgeroepen. De oproepingsbrief vermeldt zoveel mogelijk de te behan
delen onderwerpen.
2. Een vergadering kan slechts plaatshebben indien ten minste de helft van de
vertegenwoordiging van het gemeentebestuur aanwezig is en ten minste de
helft van de organisaties is vertegenwoordigd.
3. Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering
niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de
voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe
vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen wor
den behandeld.
Artikel 11
Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door
deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen
zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.
Artikel 12
1. De vergaderingen zijn niet openbaar.
2. De voorzitter kan hoofden van dienst of andere ambtenaren de vergadering
doen bijwonen. Deze kunnen aan de besprekingen deelnemen.
3. De vertegenwoordigers der organisaties kunnen zich doen bijstaan door een
vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie; zij zijn voorts
bevoegd de onderwerpen der agenda binnen de grenzen ener doelmatige en
vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te
onderwerpen.
4. De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de
inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen.
Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van burgemeester en wethouders
en van de raad, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegen-
woordige organisaties.
Artikel 13
De voorzitter kan op verzoek van ten minste twee leden of zo dikwijls hij
dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.
Artikel 14
1. Indien in de vergadering moet worden gestemd brengt elke vertegenwoordi
ging, bedoeld in artikel 2, lid 1, één stem uit.
2. De stem van de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur wordt bepaald
door hoofdelijke stemming der aanwezige leden in of buiten de vergadering.
Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.