- 13 -
Toen een studie over hoogwaardig snelvervoer tussen Breda en Oosterhout
buiten Teteringen om tot stand kwam, heeft het college gezegd: wij doen
hier geen uitspraken over, dat willen we ingebracht zien in de vervoerre-
gio. Ook over de aanleg van fietspaden langs het noordelijk deel van de
Oosterhoutseweg heeft Teteringen gezegd: laten wij daar even pas op de
plaats maken; we willen dat eveneens ingebracht zien in de vervoerregio
Wat dat betreft heeft spreker nogal wat verwachtingen van de vervoerregio;
hij denkt, dat het gemeentebestuur zich hiermee ook intensief moet bezig
houden, maar zowel voor Teteringen als voor de hele regio acht hij het van
verschrikkelijk groot belang, dat er in ieder geval iets gedaan wordt aan
de mobiliteit tussen de verschillende bevolkingsconcentraties. Want als
men doorgaat zoals men nu bezig is, dan is men toch heel slecht bezig en
wordt de mobiliteit voor en aantal jaren vrijwel onmogelijk gemaakt. Het is
dus echt tijd, om daarvoor met goede plannen te komen, zodat verplaatsing
op een verantwoorde manier mogelijk blijft.
In tweede termijn wil raadslid Van de Kreeke slechts een politieke opmer
king maken. Bij lezing van het stuk dacht hij niet direct, dat de autonomie
van de gemeente wordt aangetast, maar hij wil het college volgen in diens
opmerkingen over de overdracht van bevoegdheden en de "test-case" voor de
stadsregio Breda. Wanneer hij de kranteberichten mag geloven, dan heeft de
VVD een tijdbom onder Konijnenbelt gelegd: overdracht van bevoegdheden zal
volgens hen niet gebeuren. Spreker is een beetje nieuwsgierig, hoe de VVD
deze overdracht van bevoegdheden zal benaderen; misschien leest hij dat nog
weieens.
Raadslid Van Casteren dankt het college voor zijn antwoord in eerste termijn
en de toezegging, dat raad en commissie op de hoogte zullen worden gehou
den van de gegevens uit de beraadslagingen hieromtrent. Toch gaat hem dat
eigenlijk niet ver genoeg. Wil de raad, wil de gemeente Teteringen daadwer
kelijk betrokken zijn bij de besprekingen, dan zal er ook een mogelijkheid
moeten bestaan om de wensen, die binnen de raad leven, in te brengen in de
besprekingen aldaar. Hoe denkt het college, indien gewenst, dit te gaan
realiseren?
Raadslid Adriaansen sluit zich hierbij aan. Daarnaast is hij het wel met het
college eens, dat de T.G.V.-problematiek boven de vervoerregio Breda
stijgt, doch ook raakt ze tot in het diepst deze regio. Want als de vervoer
regio straks een inventarisatie gaat opstellen van allerlei problematiek
betreffende het vervoer, dan heeft de problematiek van de G.T.V., die dan
boven dit gebied hangt, zonder meer consequenties. De gemeente kan die
problemen hier nu niet oplossen, maar het college wordt straks hopelijk ver
tegenwoordigd in de bestuurlijke organen van de vervoerregio en hij vraagt
of ten aanzien van deze zaken, voorzover mogelijk, verduidelijking kan wor
den verkregen hoe de andere gemeenten hierover denken.
Anders kan men met zo'n vervoerregio zelfs waarschijnlijk niet eens starten.
De voorzitter zegt, dat het inbrengen van wensen, waarom door de raadsle
den is gevraagd, voor hem impliciet is, verbonden met het bespreken van
hetgeen in de vervoerregio gebeurt, in de commissie. Hij vindt, dat in de
commissie altijd een wederzijdse zaak aan de orde moet zijn; het mag niet zo
zijn dat in de commissie een mededeling wordt gedaan, waarna de commissie
leden geacht worden verder te zwijgen. Dat gebeurt nooit in de commissies
en dus nu evenmin. Als de raad nuttige opmerkingen heeft, worden die via
het ambtelijk en bestuurlijk overleg weer meegenomen naar de regio. Hij heeft
er zojuist ook enkele genoemd, die niet alleen uit het college voortkwa
men, maar die ook in de commissie en hier in de raad bij de algemene be
schouwingen genoemd zijn. In deze gemeente bestaat in elk geval een goede
communicatiestructuur, die maar een schijntje kost van die, die vanavond
aan de orde is.