Artikel 6: Financiën
1. De financiering van hetgeen de gemeente Breda in het kader van de
subsidierelatie met Buro Halt aan deze is verschuldigd, komt voor rekening
van de gezamenlijke deelnemende gemeenten, naar rato van het aantal
inwoners.
2. De kosten, die de gemeente Breda maakt ter uitvoering van het bepaalde in
artikel 3, tweede lid, en artikel 5, worden, eveneens naar rato van het
aantal inwoners, door de gezamenlijke deelnemende gemeenten gedragen.
3. Ter berekening van het aandeel dat iedere afzonderlijke deelnemende
gemeente, als uitvloeisel van het eerste en het tweede lid, aan de gemeente
Breda is verschuldigd, wordt achtereenvolgens:
a. de over enig werkjaar ontvangen rijksbijdrage, bedoeld in artikel 5,
afgetrokken van het totale bedrag, dat over datzelfde werkjaar door de
gemeente Breda in de vorm van gemeentelijke subsidie aan Buro Halt is
toegekend;
b. een bedrag per inwoner vastgesteld, al dan niet gedifferentieerd, en
gerelateerd aan het aldus resterende bedrag, vermeerderd met de in het
tweede lid bedoelde kosten;
c. per deelnemende gemeente het aantal inwoners vermenigvuldigd met het
voor die gemeente van toepassing zijnde bedrag per inwoner.
4. Het bedrag per inwoner of de bedragen per inwoner en de berekening, bedoeld
in het derde lid, worden vastgesteld respectievelijk uitgevoerd door de
gemeente Breda, overeenkomstig het daartoe uit te brengen advies van het
portefeuillehoudersoverlegen het resultaat van die berekening wordt
schriftelijk medegedeeld aan de deelnemende gemeenten, met het verzoek het
aan de gemeente Breda verschuldigde binnen een daarin aangegeven termijn te
willen voldoen.
5. Het advies van het portefeuillehoudersoverleg, bedoeld in het vierde lid,
geldt eveneens als bindend advies voor de besturen van de deelnemende
gemeenten, de op basis daarvan vastgestelde bijdrage te voldoen.
Artikel 7Toetreding
1. Een gemeente kan tot de regeling toetreden door middel van een daartoe
strekkend besluit van de gemeenteraad en het college van burgemeester en
wethouders en nadat het portefeuillehoudersoverleg hierover positief heeft
geadviseerd.
2. Een tussentijds toegetreden gemeente wordt geacht een deelnemende gemeente
te zijn met ingang van de eerste van de maand volgende op het besluit en
het advies als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. De door deze
gemeente alsdan voor het lopende jaar verschuldigde bijdrage wordt
vastgesteld naar rato van het aantal maanden, dat zij in dat jaar deelneemt,
en overigens op basis van het bepaalde in artikel 6.